ÉÉN HEERE, ÉÉN GELOOF, ÉÉN DOOP...
ÉÉN HEERE, ÉÉN GELOOF, ÉÉN DOOP....        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte heer Burggraaf,

Heel hartelijk dank voor uw snelle beantwoording van mijn vraag. U hebt goed begrepen wat ik bedoelde. U vat de vraag kernachtig samen in de woorden: Om geloof smeken of spontaan geloven. Ja, dat is inderdaad wat ik bedoelde.
Wat betreft uw aanvulling: niet alleen niet-kunnen maar ook niet-willen; ja, dat zegt dominee B. er inderdaad ook bij. We denken niet te kunnen maar ten diepste is het onwil en vijandschap. En dat moet een mens als een verloren zondaar aan de voeten van de Heere Jezus brengen. Dominee B. zegt ook vaak: Smeek om ontdekkend licht! De dingen die u noemt in uw antwoord, zou dominee B. ook zo benoemen denk ik. Vanuit de bevinding.
Nu heb ik nog wel een hele reeks van vragen, waar ik maar niet uitkom. Uit uw snelle reactie put ik moed om nog een vraag te stellen...
Het lijkt een theoretische vraag, maar het heeft zeer belangrijke consequenties voor de praktijk!
Ik heb weleens horen zeggen: "God bekeert de mens op de manier waarop die mens het Woord heeft horen preken."
Als ik daar over nadenk, kan ik dat als volgt uitwerken: Iemand die te horen krijgt: ‘Smeek de Heere om ontdekkend licht', die zal ervaren dat de Heere in die weg licht wil geven.
Iemand die te horen krijgt: ‘Belijd je zonden en vertrouw op de Heere Jezus', die zal zijn zonden belijden en op de Heere Jezus vertrouwen. En als hij een klein beetje Schriftkennis heeft, zal hij zeggen: ‘de Heere gaf dat ik mijn zonden mocht belijden en tot Hem de toevlucht mocht nemen. Hij is mijn Redder, Hij alleen.' Deze mens raakt vervuld met liefde tot de Heere Jezus Christus. Iemand die te horen krijgt: ‘Neem Jezus aan, die zal Jezus aannemen.'
Velen zullen Hem wellicht niet van harte aannemen, maar het geldt bijv. ook in de Ger. Gem., dat velen niet waarachtig in Hem geloven. Misschien zijn er paar die zeggen: "Ik heb Jezus aangenomen" en die hebben dit ook werkelijk gedaan.
Iemand die nooit hoort preken over Gods heiligheid, zal hier weinig besef van hebben en op een "joviale" manier tot God en over God spreken en misschien tegelijkertijd die God van harte liefhebben.
Mijn vraag is dan: Het lijkt erop of de Heere Zich aanpast aan de prediking. En tevens: als de Heere in het hart van een mens werkt, doet Hij dat op de manier, die bij de leer van die kerk of gemeente hoort.
Je hebt de bevinding van iemand van de Ger. Gem. Je hebt de bevinding van iemand van de Oud Ger. Gem. Je hebt de bevinding van een PKN-er. Je hebt de bevinding van een lid van een charismatische gemeente. Je hebt de bevinding van een lid van een vrije evangelische gemeente. Je hebt de bevinding van een bezoeker van het Flevo-festival... Je hebt de bevinding van een bezoeker van Joshua in Nigeria.
Deze bevindingen sporen weinig of helemaal niet met elkaar. Maar God is toch niet gedeeld? God geeft de mens zelfkennis en Godskennis.
De Godskennis van de een is soms echter tegengesteld aan de Godskennis van de ander. Omdat God Zich aanpast? Dan zou God geen Eigen Karakter hebben, met eerbied gesproken, maar Zijn Karakter zou voor een groot deel bestaan in het beeld dat de mensen van God hebben.
Met andere woorden: het lijkt erop dat verschillende mensen, die zich elk een kind van God noemen, een Godsbeeld hebben dat sterk van elkaar verschilt. Hierdoor lijkt het of ze een geheel andere God dienen.
Zo heb ik bijvoorbeeld het gevoel dat het in de Psalmen over een andere God gaat, dan wanneer je sommige liederen uit de bundel van Joh. De Heer hoort, en nog weer een andere God, waarvan je hoort in gospelliedjes.
Zo heb ik het gevoel dat een predikant van de Ger.Gem. het over een andere God heeft dan iemand van de PKN. En dat die weer een andere God dient als iemand van de evangelicalen. En de katholieken hebben ook weer een eigen God.
Het wordt nog lastiger als blijkt, dat de mensen van die verschillende stromingen en sekten, die zeggen een kind van God te zijn, ook élk kunnen spreken van een "relatie met de Heer" of van de "verborgen omgang met de Heere."
Dus hun bevinding bevestigt dat die God die ze dienen, leeft. Terwijl die God wel steeds een verschillende God lijkt te zijn.
En nu komt de praktische toespitsing: als ik denk aan het volkje dat een "relatie heeft met de Heer", en dat blij ‘halleluja' roept, en van het woord 'zonde' niet wil horen, dan kan ik daar niet jaloers op zijn.
Eerlijk gezegd kan ik geen respect opbrengen voor die ‘Heer' van hen, omdat die ‘Heer' niet heilig is. Als ik denk aan mensen zoals u, dan kan ik daar wel jaloers op zijn. Maar het gaat dan ook over een heel andere God.
Maar als het waar is dat de Heere Zich aanpast aan de bevatting en de kerkelijke achtergrond van de mensen, dan redeneer ik bij mezelf: als de Heere van Gods ware volk Zich ook laat dienen als "de Heer", of als "de Vader in de hemel", of als een soort Sociaal Werker, wat ook voorkomt, hoe kan ik daar dan respect voor hebben? Dan zou de Heere meekomen in de dwaling. Hij zou Zijn heiligheid te grabbel leggen.
Tegelijkertijd hebben al die mensen, volgens hun zeggen, een persoonlijke band met die God die ze dienen. Alleen de God van de één is een heel andere God als de God van de tweede en die verschilt weer van de God van de derde... En elk zegt dat ze Gods liefde in hun hart voelen. Elk zegt dat ze onderwijs van God ontvangen. Elk zegt dat ze mogen putten uit Gods Woord. En misschien zegt ook elk van hen wel dat God hen soms moet vermanen omdat ze zondaar zijn en blijven...
Ik hoop dat u begrijpt wat ik bedoel. Door het bovenstaande wordt namelijk mijn Godsbeeld heel diffuus en zou ik haast in het gebed zeggen: ‘Heere, God van de Bijbel, volgens de uitleg van ds. die en die...'
Maar dat zou dwaasheid zijn. Echter, ik zou moeilijk kunnen bidden tot de God van bijv. Ouweneel, want die zegt dat God vreugde heeft van de jeugd die op de EO-jongerendag bijeenkomt. Een God die vreugde kan hebben in zo'n dag, daar kan ik eerlijk gezegd geen respect voor hebben. Dus is die God van Ouweneel een andere God als de God van dominee B. Maar goed, ik begin nu in herhaling te vallen. Alvast een heel goede zondag toegewenst!

Groeten, P. v.d. D.

----------------------------------------

Geachte vriend, P.,

Zo, dat is een heel verhaal, maar wel terzake, omdat het over een belangrijke zaak gaat, namelijk over de toe-eigening van het heil.
Voordat ik op je vragen tracht in te gaan, zal ik je voorafgaand ter illustratie een gerelateerd verhaal doorgeven, een waar gebeurd verhaal van twee Hollandse (getrouwde) mannen (Jan en Kees), die tijdens de 2e W.O. waren opgepakt en naar een werkkamp in Duitsland waren gedeporteerd, waar zij zware arbeid moesten verrichten voor de Duitse Agressor.
Toen ze in het Duitse werkkamp een tijd in gevangenschap hadden gezucht en gebukt gingen onder het feit dat ze gescheiden waren van hun vrouw en kinderen, kreeg Jan een drang om tot de voor hem onbekende God van de Bijbel, de God van Abraham, Izak en Jakob, te bidden om zijn nood aan Hem voor te leggen. Jan knielde op de grond van zijn barak en bad tot de God Jakob's of Hij hem zou willen verlossen uit deze ondraaglijke gevangenschap en of hij weer met vrouw en kinderen verenigd mocht worden.
Diezelfde week werd Jan opgeroepen om voor de kampcommandant te verschijnen en toen Jan aan die oproep gehoor had gegeven, kreeg hij te verstaan dat hij ontslagen was uit zijn gevangenschap, zijn spullen mocht pakken en vrij man was om naar huis terug te keren.
Dat Jan bovenmate verbaasd moet zijn geweest, laat zich raden, maar toen hij zijn vrijbrief in handen gedrukt kreeg, moest hij het wel geloven dat hij vrij man was. Jan haastte zich naar zijn vriend Kees om hem het blijde nieuws te vertellen en verhaalde toen hoe hij tot de God Jakob's gebeden had en hoe schielijk zijn gebed verhoord was geworden.
Even later nam Jan afscheid van Kees, verliet het werkkamp en nam de eerste de beste trein naar huis, Kees in grote vertwijfeling achterlatend.
Toen Jan thuisgekomen was, kende de blijdschap van zijn vrouw en kinderen vanzelf geen grenzen.
Na een dag met zijn gezin in blijdschap te hebben doorgebracht, zei Jan tegen zijn vrouw: "Zeg vrouw, ik ga even bij het huis van Kees aanbellen, om de vrouw van Kees van mijn vrijlating op de hoogte te stellen, dan kan ik haar gelijk het één en ander over Kees meedelen.
Zo gezegd, zo gedaan en toen Jan aanbelde bij het huis van Kees, om de vrouw van Kees van het nieuws op de hoogte te stellen, werd de deur geopend en tot Jan's uiterste verbazing verscheen Kees zelf in eigen persoon in de deuropening.
Jan stootte uit: "Kéés! Hoe kom jij hier?"
Kees greep zijn vriend bij beide handen en zei: "Hallo Jan! Toen ik jouw wonderlijke verhoring op je gebed vernam, heb ik direct na jouw vertrek ook tot de God van Abraham, Izak en Jakob gebeden om mijn vrijlating en ook mijn gebed is wonderlijk verhoord geworden."

Uit dit wonderlijke fragment blijkt God een Verhoorder der gebeden te zijn, ook voor hen die zich door de nood gedreven tot de voor hen onbekende God van de Bijbel wenden. Het verhaal maakt tevens melding dat Jan en Kees ook echt bekeerd zijn geworden en persoonlijk de God Jakob's in Christus tot hun Deel hebben mogen leren kennen. Ik geef het maar door.

Ja, en nu jouw verhaal. Het is door de eeuwen heen wel bewezen dat er allerlei belijders van diverse ‘christelijk' pluimage beweren de God van de Bijbel te kennen en met die God een relatie te hebben, maar dat het niet alles goud is wat er blinkt.
In de eerste plaats moet gezegd worden dat alleen de Heere feilloos degenen kent die de Zijnen zijn (2 Tim. 2:19) en dat kunnen wij meestal niet met zekerheid van anderen zeggen. Zolang iemand overeenkomstig de gezonde woorden van de Heere Jezus Christus zijn geloof belijdt en in overeenstemming daarmee handelt en wandelt, bestaat er geen reden om daaraan te twijfelen. Er bestaat zelfs geen reden om de staat van een christen in twijfel te trekken louter op grond van een (tijdelijk) afwijkend gedrag, want als de bijbelheiligen geoordeeld zijn worden op grond van hun gedrag en hun vallen in de zonde, dan zou de hemel leeg wezen en leeg blijven. Alleen de gerechtigheid van Christus redt van de dood!
De suggestie dat God Zich zou aanpassen naar welke prediking ook, is echter volledig in strijd met Gods Woord, hetgeen o.a. uitdrukkelijk wordt geleerd in Jesaja 8:20: "Tot de Wet en tot de Getuigenis! Zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben."
Elke prediking die fundamenteel in strijd is met de leer der zaligheid, namelijk met het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is, moet verworpen worden. De Heilige Geest leert immers bij monde van Paulus: "Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt", Gal. 1:8-9.
Hoe kan God Zich aanpassen aan een onzuivere prediking die naar het oordeel van de Heilige Geest vervloekt is?
Op een andere plaats schrijft Paulus: "Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer, die naar de godzaligheid is, die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent twistvragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen. Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken", 1 Tim. 6:3-5.
En in 2 Johannes 1:9 leert Gods Woord: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon."
Allerlei in omloop zijnde varianten van ‘relaties met de Heer', zijn puur verwerpelijk. Dat geldt ook voor de scala geloofsvarianten, waarin de een het zus en de andere het weer zo gelooft, al of niet aangedikt met een belevingslijst die de toets van Gods Woord niet kan doorstaan.

Er is in onze dagen een trend gaande, dat men Gods Woord aanpast aan hetgeen mensen belijden en leren, want iedereen gelooft op zijn eigen manier, volgens zeggen.
Dat is de trend van het huidige naamchristendom. De Kerk (met een hoofdletter) is echter niet geroepen om jan-en-alleman die daar roepen: 'Heere Heere' de handen op te leggen. Dat geldt ook voor hetgeen van de kansel geleerd wordt. Gods Woord waarschuwt uitdrukkelijk voor valse leraars en een vals evangelie: "Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld", 1 Joh. 4:1.
Ook de Heere Jezus Zelf waarschuwt o.a. in Mattheus 7:21: "Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is."

Laat je nooit een Godsbeeld aansmeren buiten Gods Woord om en wat mensen ervan zeggen. Petrus zegt immers in 2 Petrus 1:19: "En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten."
En op een andere plaats, waarschuwt de apostel uitdrukkelijk voor de verderfelijke Schrift-verdraaiiers en diabolussen: "Gelijk [Paulus] ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf. Gij dan, geliefden, zulks te voren wetende, wacht u, dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid; maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen", 2 Pet. 3:16-18.
Dat de Kerke Gods veelkleurig geschakeerd is, zal niemand durven ontkennen. Maar dan gaat het over diverse gaven en werkingen, die allen door dezelfde Geest geschieden. Het lichaam van Christus bestaat immers uit diverse leden en de hand -die een andere werking heeft dan de voet- kan niet tot de voet zeggen: "Ik heb u niet van node." Dat bewijst Paulus duidelijk in 1 Korinthe 12:21: "En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node."

Maar dat is eigenlijk het punt niet en ook jouw vraag niet. Het gaat in je vraagstelling niet om de diverse werkingen van het lichaam van Christus, maar over de diversiteit omtrent de toe-eigening van het heil. Dat is een belangrijk onderwerp en om die reden heb ik je vraagstelling gepubliceerd, want de diversiteit omtrent de toe-eigening van het heil maakt de verwarring compleet in onze dagen.
Gods Woord leert wel een diversiteit aan werkingen en gaven des Geestes, maar geen diversiteit omtrent de toe-eigening van het heil. "En Ik zal hun enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen", Jer. 32:39. Wel alles naar de mate des geloofs en de mate der kennis van Christus.
Het is dus niet zo dat iemand het ware geloof op een andere wijze deelachtig wordt dan Gods Woord ons leert. Over de gehele breedte van de gereformeerde gezindte wordt het historisch geloof, het wondergeloof en het tijdgeloof dikwijls voor het ware geloof gehouden. Gods Woord waarschuwt uitdrukkelijk daartegen: "Onderzoekt uzelven, of gij in het [ware] geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt", 2 Kor. 13:5.

Dus van belang is om alles wat zich op geestelijk gebied aandient te toetsen aan het Woord en onszelf beproeven of we zelf de zin en mening des Geestes verstaan van hetgeen we in Gods Woord lezen. De Moorman had een uitlegger nodig, omdat hij niet verstond hetgeen hij in de rol van Jesaja las. Daartoe heeft God Zijn ware knechten gesteld, maar de Bereërs onderzochten zelfs de prediking van Paulus, of het alzo naar de Schriften was, hetgeen hij preekte (Hand. 17:11).
De Heere God past Zich dus niet aan bij een of andere kerkleer, want Gods Woord leert de eenheid des ware geloofs: "Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping; één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen", Ef 4:4-6.
"Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus", 1 Tim. 2:5.

De Schrift leert echter ook dat het Koninkrijk Gods niet gelegen is in woorden, maar in kracht (1 Kor 4:20). Dat betekent dat de verwoording van de zaken omtrent de toe-eigening van het heil door Gods kinderen niet altijd even zuiver uitgedrukt wordt, hoewel ze toch de zaken deelachtig zijn en dat met kracht mogen geloven en ervaren. Een kind van God kan in waarheid zeggen Christus te hebben aangenomen, terwijl dat door anderen als ‘licht en ondeugdelijk' in twijfel getrokken wordt, maar dat is niet de zaak.

We zijn niet geroepen om Gods Woord te toetsen aan allerlei gebezigde uitspraken van mensen, zelfs niet van Gods volk, maar juist andersom. Daar komt bij dat als twee mensen hetzelfde zeggen, dat nog niet altijd van dezelfde betekenis is. Voor alles geldt dat we zelf uit de Bron der zaligheid dienen te leven, uit Gods Woord te leven, als het gezaghebbende Woord van God en niet bij iedere wind van leer te rade te gaan.
De ware gelovigen dienen elkaar wel op te scherpen dat zij zich bijbels uitdrukken, want anders krijg je een geestelijke taal die een eigen leven gaat leiden en die met de Schrift in strijd is. Dat geldt met name voor bepaalde gezelschapstaal, die met allerlei geijkte uitdrukkingen tot de "Tale Kanaäns" verheven is, die dikwijls volledig in strijd blijkt te zijn met de taal van de Heilige Schrift.
Er is wat dat betreft een massa bevinding in omloop die de zaligmakende toets van Gods Woord niet kan doorstaan en dat geldt over de gehele breedte van het kerkelijke erf en daar is vanzelf een onzuivere prediking mede debet aan.

Het zaligmakende werk Gods in de ziel, begint met de vergeving der zonden in Christus en niet met een liefdesgevoel. Het ware geloof bestaat uit kennen, toestemmen en vertrouwen en als er 1 van de genoemde zaken ontbreekt, is het niet het ware geloof. De zaligmakende kennis van Christus staat in orde voor het vertrouwen. "En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt", Joh. 17:3.
Er zijn massa's belijders die zeggen zich aan God toe te vertrouwen, maar zonder de zaligmakende kennis van Christus is dat onmogelijk. Godskennis en zelfkennis gaan gepaard met Christuskennis, maar wel in de orde van ellende, verlossing en dankbaarheid. Aan de toe-eigening van het heil gaat de schenking in de toepassing vooraf en dat geschiedt altijd door Woord en Geest en zeker niet door een onzuivere prediking omtrent de heilszaken.

Als er sprake is van de wedergeboorte uit water en Geest, dan kan de betreffende ziel niet anders dan spontaan geloven. Al Gods volk komt spontaan tot het geloof, let wel, niet uit eigener beweging, maar op de levendmakende stem van de Zone Gods, want het geloof is uit het gehoor van het gepredikte Woord Gods (Rom. 10:17). Dat betekent dat de betreffende zondaar niet de stem van de prediker hoort, maar dat hij God persoonlijk tot zijn ziel hoort spreken d.m.v. de prediking en altijd in de dood van ‘s mensen verloren adamsbestaan (Joh. 5:25).
Uitsluitend het Woord van God openbaart wie God is, en niet de religieuze mens met zijn diversiteit aan ‘bevindingen en fijne gevoelens'. Het algemene liefdesboek van sentimenteel mens-vriendelijke en humanistisch fijne refo-gevoelens heb ik al even uit, want het bedenken des vleses is vijandschap tegen God.

Het Woord, het Woord, het Woord van onze God en alles wat niet overeenkomt met de gezonde woorden en de eniggeldende leer van onze Heere Jezus Christus, zal geen dageraad hebben.

Hopend uw vragen enigszins recht te hebben beantwoord, verblijven wij met een hartelijke groet en wees Gode bevolen,

GPPB.

==================

Geachte heer Burggraaf,

Tot mijn verrassing zat ik dat u reeds een reactie had gepubliceerd op uw website. Hier ben ik heel blij mee! Ik heb uiteraard uw antwoord reeds doorgelezen, maar ik wil dit nogmaals te doen om uw woorden zoveel mogelijk tot mij te doen indringen!
Het is een tijd vol verwarring en het is bovendien heel verwarrend dat velen spreken over hun "relatie met de Heer" terwijl zij een leer aanhangen die volstrekt tegen de Schrift is. Vorig jaar sprak ik zelfs een oudere vrouw die lid was van de Beweging van de Jehova's Getuigen en die vrijmoedig mocht getuigen dat 'de dienst van de Heer' een liefdedienst was, terwijl ze niet geloofde in de Heere Jezus als Zoon van God en enige Zaligmaker, en dan roept dat heel wat vragen op...
Daarom nogmaals dank voor uw verhelderende woorden vanuit de Schrift zelf!

Al het goede toegewenst!!

Vriendelijke groeten, P.v.d. D.

-------------------------

Beste vriend,

Dank niet een onnutte dienstknecht, maar alleen God in ALLES. Het is niet mijn, maar Zijn Woord en Hij alleen is alle eer waardig.

Hartelijke groet,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl