LUTHER'S PAPEGAAIEN
DS. P. DEN OUDEN en DR. K. ZWANEPOL, LUTHER'S PAPGEGAAIEN // VAN DER BELT, JUDAS VAN DE REFORMATIE  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
In dit persbericht wordt ook de valse oecumene van ds. H. van der Belt (PKN) behandeld (lees zijn verraderlijke uitspraken via de "Klik hier'-link).

In de Gezindsgids van 25 Oktober 2007 (Jaargang 60 nr. 10), geven ds. P. den Ouden en dr. K. Zwanepol een volbloed lutheraanse visie op de erfenis van de reformator, dr. Maarten Luther.

De eerste vraag die wij stellen, is: "Hebben de huidige lutheranen nog enige affiniteit met Luther?" Antw.: Absoluut niet. Dat geldt ook voor ds. P. den Ouden (HHK) en dr. K. Zwanepol (PKN). Zij hebben juist de erfenis van Luther verraden. Ik zal dat bewijzen uit hetgeen zij schrijven.

Dr. Zwanepol (dr. H. van der Belt idem dito) bepleit een brede oecumene waarvan alle kerken, ook de oosters-orthodoxen, de anglicanen en zelfs Rome, deel uitmaken (GZG. pag. 9). Gods Woord leert echter dat "het beest", de Antichrist, (Rome) vernietigd zal worden (Openb. 17-20).
Dr. H. van der Belt (PKN) heeft zich -op de conferentie van predikanten in Hydepark in Doorn, die door de GB was georganiseerd- publiek als een Judas van de Reformatie geopenbaard, met zijn oecumenische pleidooi voor de Antichrist: "Degenen die van ons gescheiden zijn, horen bij ons", aldus Van den Belt, die gelijktijdig een oproep deed aan de kerken om zich bij de PKN te voegen. Hij vroeg aan de PKN om zich zo op te stellen dat er ook ruimte is voor de kleine afgescheiden kerken. Tegelijkertijd zei hij dat de PKN een noodkerk is in afwachting van het herstel van Rome. "Als we echt nadenken over de eenheid van de kerk, mogen we de RK-kerk nooit vergeten." (Zie: "Klik hier"-link).
Een volbloed heggeriaanse ketterij! Al eerder heeft H. van der Belt -die zelfs Kuitert gereformeerd noemt- de Reformatie publiek verraden. (Zie: ARCHIEF 2004-2007 / KERK EN GODSDIENST / HEGGER - KUITERT / HET POKERSPEL VAN KERKELIJKE NEDERLAND).

Dr. Zwanepol oppert om voor de "rechtvaardiging" een nieuw woord proberen te vinden, "een woord dat appelleert aan de levenservaring van mensen van deze tijd. Het woord 'aanvaarding' bijvoorbeeld: we zijn al door God aanvaard voordat we onszelf aanvaarden (GZG - pag. 10)."
Ja, dat gaat er vanzelf als koek in bij betoverd refoland. Zwanepol spreekt zichzelf echter vierkant tegen met deze waarheid: "We mogen dit thema van Luther ["Hoe krijg ik een genadig God"] nooit laten vallen, ook al zet het de dingen onvoorstelbaar op zijn kop. Wij rechtvaardigen immers wat wij goed vinden. Maar God rechtvaardigt de goddeloze!"
Rechtzinnige papegaaienpraat, waarin het wezen gemist wordt en waarin ook de geest van Luther gemist wordt. Dat laatste tekent de lutherse kerk. De wrange vruchtgevolgen daarvan zijn niet uitgebleven. De lutherse kerk is reeds ter ziele gegaan en opgegaan in een valse kerk, de PKN. En zelfs de erve der vaderen, de NHK, is uitgerukt vanwege de leervrijheid en het verraad aan de Reformatie.

Ds. P. den Ouden beweert dat alleen Calvijn en niet Luther de Wet als een gezaghebbende regel voor het maatschappelijke leven heeft geleerd (GZG pag. 11). Een valse voorstelling van zaken. Het was juist Luther die de militante wederdopers (anabaptisten, die de maatschappelijke orde op zijn kop zetten, denk aan Munster), op grond van Gods Wet fel bestreden heeft. Het bewijs daarvan staat zwart op wit in Luthers commentaar van de Galatenbrief. Ik noem slechts 1 Luthercitaat: "Want wie heeft ooit gehoord (om over de gruwelen van de paus maar te zwijgen) dat er zoveel monsters tegelijk losgebroken zijn als wij vandaag de dag zien, alleen al bij de wederdopers (anabaptisten)? Met hen heeft de satan als het ware de laatste adem van zijn rijk willen uitblazen, om de zijnen met verschrikkelijke woelingen overal in opstand te brengen. Ja, het is als wilde hij heel plotseling door deze mensen niet slechts met opstanden de wereld omverwerpen, maar ook door talloze sekten Christus met Zijn gehele Kerk verslinden. Zo woedt en raast de satan niet tegen de levens en de meningen van andere mensen, bijvoorbeeld tegen echtbrekers, dieven, moordenaars, meinedigen, goddelozen, tempelrovers en ongelovigen; veeleer geeft hij hun in zijn huis vrede, spreekt vriendelijk met hen en vergeeft hun alles. Zo heeft de satan eens in het begin van de kerk alle soorten van afgodendienst en religies in de wereld onberoerd gelaten; hij heeft die niet alleen geduld, maar ten sterkste bevorderd; maar de kerk en godsdienst van die ene Christus heeft hij aan alle kanten gekweld en later, toen hij aan alle ketters vrede toestond, heeft hij alleen de Katholieke Kerk in verwarring willen brengen. En zo heeft de satan ook tegenwoordig geen andere bezigheid dan deze, die immers zijn eigenlijke werk is, namelijk onze Christus (Die onze gerechtigheid is, zonder ons werk) te vervolgen, zoals over hem geschreven staat: 'Gij zult het de verzenen vermorzelen' (Genesis 3:15)."
(Cursivering van mij - GPPB.)
Hetgeen P. den Ouden beweert is dus volslagen onzin, ofwel "oudense" lariekoek. Ouden koek doet men niet in nieuwe verpakking, want is de inhoud bedorven, dan verrot ook de verpakking.

Bovendien pleegt ds. P. den Ouden (HHK-Wouterswoude) verraad t.a.v. Luthers voluit bijbelse erfenis, als hij beweert: "Calvijn zag de verhouding tussen Wet en Evangelie duidelijker dan Luther. Bij Luther lost het Evangelie de Wet af, bij Calvijn heeft de Wet een blijvende plaats. De boetvaardigheid is geen voorwaarde, maar een vrucht van het geloof. Tegelijk blijft de Wet voor de gelovige gedurig een tuchtmeester tot Christus. Er is geen ware zondekennis buiten het geloof om."
Ook zijn broer, ds. J.C. den Ouden (HHK-Rijssen), leert in het blad 'Terdege' van 28 Nov. 2007: "Zondekennis is een vrucht van het geloof." (TRD. pag. 94).

Hetgeen ds. P. den Ouden hierboven beweert is een lasterlijke voorstelling van zaken. Calvijn was -volgens zijn eigen zeggen- een leerling van Luther t.a.v. de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, maar Calvijn heeft die leer niet uitgebouwd, maar t.a.v. de heiligmaking veel eerder afgezwakt, of daar tenminste aanleiding voor gegeven. In Calvijn's theologie overheerst de zgn. 'wedergeboorteleer' en dat gaat altijd ten koste van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. En die 'ligging' is juist de baarmoeder gebleken van alle dwalingen waarmee de huidige kerken zwaar besmet zijn, ook ds. P. den Ouden. Bovendien heeft Luther de Wet Gods niet teniet gedaan als zijnde een gepasseerd station na de rechtvaardiging door het geloof. Nee, de Wet heeft Luther alleen maar bevestigd door het geloof (Rom. 3:31), maar alleen en uitsluitend met het geloofsoog op Christus. Vandaar dat Luther zo radicaal de Wet terzijde stelt als het gaat om de gerechtigheid des geloofs, ook in het leven der heiligmaking. Dat wist die Godsman vanuit zijn eigen leven te vertellen en ik ben bevreesd dat P. den Ouden alleen maar spreekt vanaf de boekenplank en vanaf de kaften van Calvijn Luther zo laaghartig in discrediet stelt. Luther heeft op grond van Gods Woord de Wet als bediening des doods geleerd, voorafgaand aan de rechtvaardigmaking. In dit kader lost het Evangelie de Wet af en dan keert de Wet als zodanig niet terug in het leven der genade, want Gods ware volk is niet onder de Wet, maar onder de genade (Rom. 6:14-15). In die zin heeft de Wet afgedaan, namelijk voor het geloof, want de Wet is niet uit geloof (Gal. 3:12). Doch daarover straks meer.
Uit de opmerkingen van de gebroeders Den Ouden is duidelijk op te maken dat zij van de verhouding van Wet en Evangelie theologisch-exegetisch NIETS verstaan en ook bevindelijk niet. Hetgeen zij beweren is louter ploegen met het kalf van de ketterse pelagiaan, Karl Barth, wat ook overduidelijk blijkt uit de blauwdruk-visie van P. den Ouden over het huwelijk in hetzelfde Terdege-nummer. We komen daar nog wel op terug. Luther had het van God geleerd, maar P. den Ouden zegt: "Luther heeft me geleerd..." (GZG pag. 8). Paulus schrijft in Galaten 1:12 daarentegen: "Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus." AMEN!
Van de bijbelse radicaliteit omtrent de bediening van Wet en Evangelie, zoals Luther en vooral ook Kohlbrugge hebben geleerd, moeten de gebroeders Den Ouden NIETS hebben. P. den Ouden constateert in onze dagen een vermenging van Wet en Evangelie, nota bene een dwaling waaraan hij zelf zwaar schuldig staat. Lees: LEERREDENEN / HANNA'S HELLEVAART, waarin de ketterijen van ds. HHK ontmaskerd en weerlegd worden. "Ds. HHK" is namelijk niemand anders dan ds. P. den Ouden! Of hoe die man ook heten mag.
En dan leren de gebroeders Den Ouden ook nog eens dat de kennis der zonde een vrucht van het (zaligmakende) geloof is. Een ketterij der ketterijen. Gods Woord leert: "Door de Wet is de kennis der zonde", Rom. 3:20b. En Paulus leert duidelijk dat de Wet NIET uit het geloof is. "En dat niemand door de Wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Doch de Wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven", Gal. 3:11-12. De kennis der zonde gaat wel door NA de wedergeboorte, maar gaat dan gepaard met een evangelisch berouw als vrucht van de genade in Christus. De Wet gaat aan het Evangelie vooraf. Wet en Evangelie strijden voor hetzelfde doel, namelijk de ere Gods. De Wet eist volmaakte werken en het Evangelie openbaart de Wetsvervuller, Christus, aan ter dood veroordeelden, wiens al hun (on)deugden een wegwerpelijk kleed geworden zijn. Ja, die McCheyne wist er wat van en met recht noemt men zijn belijdenis "Het Wachtwoord der Hervormers." Toen Robert de Wetsdood stierf, was het einde der Wet, Christus, zijn Deel. "En mijn God sprak mij vrij", ja, op grond van het volmaakte borgtochtelijke werk van Christus.

Het klinkt heel aannemelijk dat de kennis der zonde ten aanzien van het stuk der ellende door het ware geloof is, maar het is verre van bijbels, zoals we uit het Woord hebben bewezen. Niet het geloof, maar de Wet is de kenbron der zonde en de bediening der Wet gaat aan het geloof vooraf (Joh. 16:8). De Wet overtuigt de zondaar in het geweten, namelijk dat hij vervloekt en met heel de wereld voor God verdoemelijk is, omdat hij niet gebleven is in het boek der Wet om die te doen. En ja, zulke ontdekte zielen hebben weleens van Christus gehoord, maar ze hebben de stemme des Zoons van God nog nooit gehoord (geloofd), want die ze gehoord hebben, zullen leven. In de fase van het stuk der ellende is men nog dood in zonden en misdaden, hoewel ontwaakt in het geweten, maar dat was Judas ook, echter de overtuiging bracht hem aan de strop, omdat hij nimmer tot de kennis der Waarheid gekomen is, maar volhardde in zijn ongeloof en niet wenste dat Christus Koning over hem zijn zou.
Dus door de Wet is de kennis der zonde en de Wet maakt de zonden levend (Rom. 7:9b). De Wet beteugelt de zonden niet, maar wekt die op. Daarvan is de Wet niet de oorzaak, maar het verdorven vlees dat zonder de Wet leeft en onder de Wet dood is in zonden en misdaden. De ellendekennis voor de wedergeboorte geschiedt uitsluitend door de bediening der Wet en niet door het geloof. Als de kennis der ellende door het geloof zou zijn, dan geeft men de onbekeerden een gegronde reden om onbekeerd te zijn, want die kunnen zich dan beroepen op de drogreden dat zij het ware geloof nooit als gave Gods ontvangen hebben. Zo leert Gods Woord het duidelijk niet! God heeft immers alle gewetens mee, ook van de onbekeerden, hoewel lang niet iedereen zodanig overtuigd wordt van zijn zonden en ongeloof dat hij der Wet sterft (Gal. 2:19a), want in die doorgang door de Enge Poort ligt juist de eeuwige genadewinst, namelijk in Gode levendgemaakt en in Christus te zijn, zoals geschreven staat in Galaten 2:19b-20.
Dus door de Wet is de kennis der zonde. Paulus bevestigt dat feit in Romeinen 7:7b: "Ja, ik kende de zonde niet dan door de Wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de Wet niet zeide: Gij zult niet begeren."
De Wet ontdekt en verdoemt en het Evangelie bedekt en spreekt vrij. Die orde is nooit om te draaien, al klinkt het nog zo "evangelisch". Met al zijn nevendwalingen was Luther hierin zuiverder en radicaler dan Calvijn. Ik zou Calvijn, hoewel hij een groot theoloog was, nooit de opvolger van Luther durven noemen, en Melanchton evenmin. De enige theoloog die de herontdekte leer van de rechtvaardiging van de goddeloze -zoals Luther die op grond van Gods Woord geleerd heeft- op een bijbels radicale wijze heeft vertolkt en in al zijn facetten heeft verklaard, is niet zozeer Calvijn, maar veeleer dr. H.F. Kohlbrugge (niet te verwarren met de kohlbruggianen). Kohlbrugge heeft theologisch gezien aan de Reformatie een nieuwe dimensie gegeven, maar dat wordt tot op de dag van vandaag door weinigen erkend en verstaan, ook niet door de zogenaamde kohlbruggianen. Kohlbrugge wordt wel (eenzijdig) geciteerd, zelfs door arminiaanse bewegingen, zoals de SRA, maar dat heeft men met de woorden van Christus ook gedaan, namelijk eenzijdig en naar het vlees verklaard.
Zo doet P. den Ouden ook met Luther en feitelijk noemt hij Luther een antinomiaan, zoals ook Kolhbrugge door de neonomianen is verketterd. Er is niets nieuws onder de zon. Het zuivere geestelijke onderscheid tussen Wet en Evangelie leer je niet door de boeken van Luther, Calvijn of die van Kohlbrugge te lezen, maar alleen door de geloofservaring van Galaten 2:19. Alleen in de doorgang door de trechter van Galaten 2:19 (Enge Poort) ligt de kennis van het einde der Wet, Christus, verklaard en wel tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft. Als je aan de Wet gestorven bent door de dood van Christus, dan zal je de Wet NOOIT meer als regel des levens voor de gelovigen voorschrijven, hetgeen P. den Ouden wel doet. Als Christus het Voorwerp des geloofs is [en dat is Hij], is Hij ook onze Wandel, want in Hem leven en bewegen wij (Hand. 17:28). Of moeten we een natuurlijk levend mens leren hoe hij ademen en lopen moet? Dat is een natuurlijke scheppingsvanzelfsheid, daar denkt geen mens bij na. Welnu, zo is het ook geestelijk. De wandel des geloofs is een heilige herscheppingsvanzelfsheid, die in Christus volmaakt is (Filip. 3:20 - 1 Pet. 3:16) en vanzelf ook naar de Wet Gods is. Het geloof is niet tegen de Wet, juist niet, maar de Bron der zaligheid is niet de Wet en bestaat niet uit regels hoe men leven moet, maar dat is Christus Zelf en naast Christus bestaan er geen regels hoe men leven moet, want dan leeft men in het geheel niet. Het huidige (neo)calvinisme noemt Christus goed voor de verlossing, maar in het stuk der dankbaarheid meent men in staat te zijn zelf de Wet ter hand te kunnen nemen en over een geloofsvermogen te beschikken waarmee men scheepsladingen goede werken denkt te kunnen verzetten. Zo redeneert iedere belijder die NIET aan de Wet gestorven is en dat zijn de bewegingen van het vrome vlees. Zijn we niet aan de Wet gestorven, dan leven we nog onder de Wet voor eigen rekening en zijn we met de ganse wereld voor God verdoemelijk.
Mensen, zoals P. den Ouden, werpen ons altijd voor de voeten dat de bediening des doods die voorafgaat aan de wedergeboorte een voorwaardelijke leer zou zijn. Om die drogreden kaderen zij het stuk der ellende bij de wedergeboorte in. En dat is juist verraad aan de bijbelse leer der Reformatie. Niet wedergeboren mensen worden gerechtvaardigd, maar goddelozen, die met het vonnis des doods in hun leden er vastelijk van overtuigd zijn nooit meer zalig te kunnen worden, afgesneden uit het land der levenden, dood liggen in zonden en misdaden, vertreden in hun geboortebloed. ZO VINDT CHRISTUS ZIJN VOLK! En in dat oordeel spreekt Hij hen vrij. Zo heeft Luther het geleerd en zo leert al Gods ware volk het. Ze komen van de dood in het Leven, van de hel in de Hemel en mijn Hemel is Christus. Amen. Zo leeft Dien Vorst altoos, zo leeft Hij eindeloos. Hij in mij (piet goddeloos) en ik in Hem, zo reist Gods volk als geheel vleselijk, doch volmaakt heilig in Hem, dwars door de hel naar het hemelse Jeruzalem. Amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl