BIBLICISTISCHE RAZERNIJ VAN DR. W. v. VLASTUIN
BIBLICISTISCHE RAZERNIJ VAN DR. W. VAN VLASTUIN  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
De Auteur van de Bijbel spreekt Zichzelf niet tegen
RD: 26-03-2011 07:32 - Dr. W. van Vlastuin

Van Vlastuin: Hoe moet je omgaan met tegenstrijdigheden in de Bijbel? Wie de Bijbel leest, stuit op het probleem dat er uitspraken in staan die elkaar tegenspreken. Een paar voorbeelden: (Zie onderstaand commentaar).

Klik op de Klik hier link ter inzage volledige RD-artikel

-----------------------------------------------------

COMMENTAAR
In Gods Woord staan geen tegenstrijdigheden. De ondertitel van het RD-artikel van de hand van Van Vlastuin begint al Schriftkritisch en is in flagrante strijd met de hoofdtitel van het RD-artikel. Het Van Vlastuin-artikel begint dus al met de titels verwarring te zaaien, zoals ook uit de verdere inhoud blijkt. Dr. W. van Vlastuin wil licht scheppen over de schijnbare tegenstrijdigheden in de Schrift, maar hij schept enkel Schriftkritische verwarring, omdat hij onnozel biblicistisch te werk gaat. Is dat de vrucht van doctorale godgeleerdheid? Bovendien pleegt Van Vlastuin OPNIEUW een grove aanslag op het Woord, aangezien hij de verwijzing naar Jeremia in Matth. 27:9 als een fout brandmerkt, hetgeen een kleinigheid lijkt, maar het gevolg van dit soort Schriftkritische spitsvondigheden, is, dat er allerlei schijnbare tegenstrijdige zaken in Gods Woord door de bedorven doctorale ratio ineens als fouten wordt aangemerkt, waarvan de valse HSV een godslasterlijk bewijs is. Van Vlastuin heeft al eerder het onfeilbaar inspirerend gezag van Gods Woord in diskrediet gesteld en nu pleegt hij opnieuw een aanslag op de onfeilbaarheid van Gods Woord met allerlei suggestieve tegenstrijdigheden. Van Vlastuin schept geen licht, maar hersteld hervormde zonsverduistering!

Onderstaande citaten van Van Vlastuin zijn uit het RD-artikel samengesteld en na elk samengesteld citaat volgt een weerlegging. - GPPB.

Van Vlastuin 1.: Volgens Genesis 26 trouwde Ezau met Judith, de dochter van Beëri de Hethiet, en Basmath, de dochter van Elon de Hethiet. Een tiental hoofdstukken verder staat echter dat hij trouwde met Ada, de dochter van Elon de Hethiet, Aholibama, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon de Heviet, en Basmath, de dochter van Ismaël (Genesis 36:2-3). In de kanttekeningen van onze Statenvertaling vinden we tal van voorbeelden in deze geest. Bij het eerste voorbeeld lezen we in de kanttekeningen: „Hebr. Jehudith. Enigen menen dat deze dezelfde geweest is, die Gen. 36:2 Aholibama genoemd wordt. Zodat zij twee namen gehad zou hebben, gelijk ook haar vader, die hier Beëri, en in Genesis 36 Ana geheten wordt. Maar zij kunnen wel onderscheiden vrouwen geweest zijn, alzo het blijkt dat Ezau tot het misbruik van meer vrouwen tegelijk te hebben, genegen was."

GPPB. 1: In Gods Woord komen geen tegenstrijdigheden voor, wel paradoxen, ofwel schijnbare tegenstrijdigheden die in werkelijkheid geen tegenstrijdigheden zijn. Wat Van Vlastuin opmerkt over de tegenstrijdigheden omtrent de vrouwen van Ezau, is uit de lucht gegrepen, omdat de Schrift volstrekt duidelijk is omtrent de vier vrouwen die Ezau gehad heeft, namelijk twee Hethitische vrouwen, Judith (dochter van Beeri), Basmath genaamd Ada (dochter van Elon), en een Hevitische vrouw, genaamd Aholibama (dochter van Ana), en een Ismaelitische vrouw, genaamd Mahalath (dochter van Ismael - Gen. 28:9), ofwel Basmath (dochter van Ismael - Gen. 36:3). De Kanttekenaren verliezen de afkomst van de vrouwen van Ezau uit het oog en vereenzelvigen Judith met Aholibama, terwijl zij verschillende stamvaders hebben. Judith was van Hetitische afkomst en Aholibama van Hevitische afkomst. Basmath en Ada -dochter van Elon, is dezelfde vrouw, maar Basmath, de dochter van Elon, den Hethiet, is niet dezelfde als Basmath, de dochter van Ismael, zuster van Nebajoth. De laatstgenoemde Basmath is dezelfde vrouw als Mahalath en van haar staat geschreven dat zij de dochter was van Ismael, de zuster van Nebajoth. (Gen. 36:3 - Gen. 28:9). Dubbele benaming van personen komt meer voor in de Bijbel. Bijv. in Daniel 1:7: "En de overste der kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniel noemde hij Beltsazar, en Hananja Sadrach, en Misael Mesach, en Azarja Abed-nego." Ook t.a.v. Petrus zegt Christus: "Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus", Joh. 1:43.
Er is dus geen sprake van een tegenstrijdigheden t.a.v. de vrouwen van Ezau, zoals Van Vlastuin die wel suggereert, want die tegenstrijdigheid wordt niet door Gods Woord, maar door Van Vlastuin opgeworpen en moet naar het rijk der fabelen worden verwezen, als zijnde hersteld hervormde zonsverduistering, waaraan elk Schriftuurlijk onderzoek ontbreekt.

Van Vlastuin 2.: In Mattheüs 27:9 staat: „Toen is vervuld hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen." Wie het boek Jeremia doorleest, komt deze profetie niet tegen. Deze woorden tref je wel aan in Zacharia 11:12. Het is niet zo dat alleen moderne Bijbellezers tegen deze vragen aanlopen, alsof men in de Vroege Kerk alles voor zoete koek slikte. Augustinus heeft bij het tweede voorbeeld hierboven over het citaat uit Jeremia opgemerkt dat er bij het overschrijven van de Bijbeltekst een vergissing gemaakt moet zijn. Het citaat komt niet uit Jeremia, maar uit Zacharia.

GPPB. 2. : Dat in Mattheus 27:9 een vergissing zou staan, zoals Van Vlastuin via Augustinus suggereert, is wederom een fabelachtige leugen. Dat genoemde passage uit Mattheus 27:9 niet in het bijbelboek Jeremia staat, maar in Zacharia 11:12, betekent niet dat met de verwijzing naar Jeremia in Mattheus 27:9 een fout is gemaakt. Van Vlastuin spuwt pure Schriftkritiek en weet niet wat hij zegt, noch wat hij bevestigt.
Het bijbelboek Zacharia bestaat uit twee delen, nl. hoofdstuk 1-8 en hoofdstuk 9-14. Het eerste deel -hfst. 1-8- is onbetwistbaar door Zacharia geschreven en bijbels aanwijsbaar gedateerd. In het eerste deel spreekt de Heere duidelijk tot Zacharia nl. over hetgeen hij preken moet, enz. Maar in het tweede deel, hfst. 9-14, wordt de naam van Zacharia niet meer genoemd en dat tweede deel is ook niet gedateerd. De verschillen tussen genoemde twee delen zijn op literair, historisch en godsdienstig gebied zo groot, dat het tweede deel niet van dezelfde auteur afkomstig kan zijn. Het tweede deel van Zacharia, hoofdstuk 9-14, heeft een totaal andere stijl en een ander karakter dan het eerste. De naam van de profeet Zacharia wordt in deel 2 (hfst. 9-14) nergens meer genoemd, evenmin als de herbouw van de tempel, de datering, of andere historische feiten. Dat doet aan de onfeilbaarheid van het tweede deel niets af, want uiteindelijk is de Heilige Geest de Auteur van de ganse Schriftuur, maar dat hoofdstuk 9-14 van een andere schrijver dan Zacharia afkomstig is, en aan Jeremia moet worden toegeschreven, is volgens Mattheus 27:9 aan geen twijfel onderhevig. Het tweede deel van het bijbelboek Zacharia komt kwa stijl en inhoud bovendien geheel overeen met de profetie van Jeremia 18 t/m 19. De juiste verklaring dat de naam van Jeremia in Mattheus 27:9 genoemd wordt in de plaats van Zacharia, is daarin gelegen dat het tweede deel van het boek Zacharia een toegevoegd afschrift van de profeet Jeremia is, bestaande uit een hervatting van de profetie van Jeremia 19, ofwel een aankondiging van de vervulling van de profetie uit Jeremia 19, in samenhang met Jeremia 18. Het is dus volstrekt geen fout dat Zacharia hfst. 9-14 aan de profeet Jeremia wordt toegeschreven, zoals de Heilige Geest ons in Mattheus 27:9 onfeilbaar leert.

Van Vlastuin 3.: In 1 Samuël 16:14-23 is te lezen dat David bij Saul aan het hof komt om op de harp te spelen en de wapendrager van Saul wordt. Hij wordt aangekondigd als de zoon van Isaï. In het volgende hoofdstuk staat de overwinning van David op Goliath. In het laatste vers van dit hoofdstuk vraagt Saul aan David van wie hij een zoon is. Het lijkt net alsof hij niet weet wie David is. De vraag of Saul David kende toen hij het duel aanging met Goliath, kan op verschillende manieren worden benaderd. Gegeven het feit dat Saul voortdurend geestesziek was, kan het best zo zijn dat daar nu sprake van was. Het is ook voorstelbaar dat Saul alleen maar nadere informatie over Davids familie wilde hebben, omdat hij de familie wilde vrijstellen van belasting. Persoonlijk vraag ik mij af of we alles in 1 Samuël 16 en 17 chronologisch moeten lezen. In hoofdstuk 17 zijn tal van gegevens die chronologisch in een andere volgorde zouden moeten staan (vgl. vers 54 met 55, vers 40 met 55-56, vers 51 met 57-58). Zo zou het ook het geval kunnen zijn met de gegevens in 1 Samuël 16 en 17.

GPPB. 3.: Ook hier is er geen sprake van een tegenstrijdigheid, aangezien 1 Samuel 17 chronologisch aan 1 Samuel 16 voorafgaat. (Zie 1 Sam. 17:55 en de Kanttekeningen). Dat hoeft Van Vlastuin zich niet persoonlijk af te vragen, want dat is vragen naar de bekende weg; het is een vaststaand feit. Hetgeen Van Vlastuin aan tegenstrijdigheden opwerpt, wordt in de volksmond "interessant doen" genoemd en problemen scheppen waar die niet zijn.

Van Vlastuin 4.: David verzamelde 30.000 man om de ark terug te brengen naar Jeruzalem, aldus 2 Samuël 6:1. In 1 Kronieken 13:5 staat dat David gans Israël vergaderde, van de Egyptische Sichor tot Hamath, de Eufraat. Dat moet over veel grotere getallen gaan.

GPPB. 4.: Van Vlastuin blijkt een volbloed biblicist te zijn, die de Bijbel niet geestelijk leest, maar naar de letter, zoals ook de dopersen plegen te doen, met name t.a.v. de kinderdoop. "Gans Israel" ziet op een grote vertegenwoordiging uit het voltallige Israël, namelijk 30.000 man. Deze manier van spreken komt vele malen in de Bijbel voor. Als er bijv. staat "Ziet, de gehele wereld gaat Hem na" (Joh. 12:19), dan slaat dat niet op alle mensen in de wereld, maar op een menigte des volks. Deze manier van spreken kan niet letterlijk worden opgevat, en die dat wel doen zijn bevangen met biblicistische rationele en doperse razernij.

Van Vlastuin 5.: Bekend zijn ook de verschillen tussen de beschrijvingen van de opstanding van de Heere Jezus door vier evangelisten. Markus zegt bijvoorbeeld dat er één engel bij het graf was (Markus 16:5), terwijl Lukas schrijft dat het er twee waren (Lukas 24:4).

GPPB. 5.: Ook hier maakt Van Vlastuin een biblicistische onzin-suggestie: Markus rept van 1 engel en Lukas van twee engelen. Mattheus rept echter ook van 1 engel, en Johannes -net als Lukas- van twee engelen. Waarom reppen Mattheus en Markus van 1 engel en Lukas en Johannes van twee? Om de eenvoudige reden dat op de engel die het woord voerde, aller aandacht was gericht en zij niemand anders zagen dan die ene. Daarentegen staat er in het Johannes-evangelie: "En [Maria] zag twee engelen en die zeiden tot haar...." Wie het vatte kan, die vatte het.

Van Vlastuin epiloog: Het is goed voor te stellen dat zulke voorbeelden –er zijn er veel meer te noemen– je in verwarring brengen als je de Bijbel leest. Het is ook heel voorstelbaar dat iemand die op jouw aanraden met een kritische grondhouding de Bijbel is gaan lezen, je tegenwerpt dat er niets klopt van de Bijbel. Stel je voor dat jij de Koran zou gaan lezen en zou ontdekken dat daarin dingen niet kloppen. Dan heb je een bepaalde gretigheid om die tegenstrijdigheden aan te grijpen om de geloofwaardigheid van de Koran in diskrediet te brengen.

GPPB. epiloog: De verwarring die Van Vlastuin met name noemt, komt in de Bijbel niet voor en voor die gesuggereerde verwarring geeft Gods Woord geen enkele aanleiding. Het is Van Vlastuin zelf die verwarring zaait, nameloze verwarring uit de kijkdoos van doctor biblicist. Van Vlastuin weet niet wat hij leert, noch wat hij bevestigt (1 Tim. 1:6).
Tenslotte maakt Van Vlastuin een godslasterlijk vergelijk tussen de door hem gesuggereerde tegenstrijdigheden in de Bijbel en de koran. Van Vlastuin suggereert alsof de koran enige geloofwaardigheid heeft. Dit soort godslasterlijke vergelijken zijn door de duivel ingegeven. Van Vlastuin heeft zich in talloze krantenartikelen en bijeenkomsten op een biblicistisch-Schriftkritische wijze uitgelaten, zoals op deze website aan het licht is gebracht, maar ten spijt van alle waarschuwingen, komt hij nergens mee in de schuld en derhalve heeft hij zichzelf het oordeel in Titus 3:10 waardig gemaakt, waar Paulus uitdrukkelijk leert in ‘s Heeren Naam: "Verwerp den ketterse mens, na de eerste of tweede vermaning", Titus 3:10.

"Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer, die naar de godzaligheid is, die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent twistvragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen. Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken", 1 Tim. 6:3-5.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl