DISCUSSIE PSALMBERIJMING ZINLOOS
DISCUSSIE OVER PSALMBERIJMING DATHEEN EN 1773 ZINLOOS   Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Moet de psalmberijming van 1773 worden herzien of niet? De meningen van lezers lopen uiteen. Velen komen met concrete suggesties, van het samenstellen van een Nederlands Psalter tot het herinvoeren van de berijming van Datheen. Een selectie uit de reacties.

Bron:
http://www.refdag.nl/artikel/1340823/Vervang+1773+door+Datheen.html

RENSWOUDE – Bevindelijk gereformeerden horen in de eredienst alleen de Psalmen en Enige Gezangen te zingen, geen andere gezangen. Dat stelt J. Mastenbroek, redactielid van het blad Oude Paden.

Hij sprak zaterdag in de hervormde kerk van Renswoude op een symposium op de Psalmen, georganiseerd door de redactie van Oude Paden. Het kerkhistorisch tijdschrift, een uitgave van De Groot Goudriaan, wil het verleden laten herleven door verhalen uit de kleine kerkgeschiedenis vast te leggen.

Mastenbroek gaf aan dat bevindelijk gereformeerden zich altijd sterk hebben afgezet tegen het zingen van gezangen in de eredienst, ook tegen de door hen gewaardeerde gezangen van Van Lodenstein en Groenewegen. Hij betreurt het dat dit binnen de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk soms anders is en vreest voor een hellend vlak: van één gezang in de eredienst naar meer.

Datheen
Mastenbroek vindt de psalmen van Datheen, „een niet onomstreden prediker”, inhoudelijk beter dan de berijming van 1773, die op onderdelen de geest van de Verlichting zou ademen. Hij wees op de naam Opperwezen voor God en op de lofzang van Zacharias, waar staat: „Die met ons lot bewogen”. Mastenbroek kent kerkenraadsleden die dan niet meezingen, omdat ze geloven dat God alleen in Zichzelf bewogen kan zijn. De woorden „met vaste gang het pad der deugd betreden” uit Psalm 1 getuigen volgens hem ook niet van een Bijbelse manier van spreken.

Bron:
http://www.refdag.nl/artikel/1435037/Geen+gezangen+in+eredienst.html

Commentaar
De discussie over de herziening of vervanging van de Psalmberijmijng van 1773 is zinloos. Geen enkele Psalmberijming is geïnspireerd door de Heilige Geest; dat geldt ook voor de Psalmen van Datheen. Mensen die de Psalmen van Datheen een Goddelijke status toekennen, bedrijven heidensde afgoderij. Bovendien betreffen de Psalmen van Datheen een Franse vertaling, terwijl de berijming van 1773 is ontleend aan de Hebreeuwse tekst van het O.T. De Psalmen van Datheen zijn niet gebaseerd op de Hebreeuwse psalmen, maar op de melodieën van de Franse psalmberijming. Soms wijkt de berijming van 1773 af van de Hebreeuwse tekst, maar dat geldt nog in meerdere mate voor de berijming van Datheen. De Psalmen van Datheen kunnen bovendien geen psalmberijming genoemd worden.
Voor J. Mastenbroek is de psalmberijming van 1773 onopgeefbaar, maar de Psalmen van Datheen wegen Mastenbroek nog een paar pond zwaarder.

Mastenbroek: "Hoeveel kinderen Gods mochten troost ontvangen uit deze [1773] berijming! Deze heeft dan wel niet de vuurproef van de brandstapels doorstaan, zoals Datheens berijming, en is onmiskenbaar schraler van inhoud, maar is toch geliefd en voor mij onopgeefbaar."

De bewering dat de Psalmen van Datheen de vuurproef van de brandstapels hebben doorstaan, is onjuist, want toen de martelaren op de brandstapels omgebracht werden, bestond de berijming van Datheen nog niet.

Mastenbroek: "Datheen was zo geliefd omdat de berijming het hart van Gods volk raakte. Als voorbeeld gaf hij de woorden uit Psalm 119: „Geen meerder goed, Heer, Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine”.

Precies, maar de Psalmen Davids raken het hart van Christus en wie is meerder God of mijn hart? "Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen", 1 Joh. 3:20. Bovendien is al die "nederige" GG-hoogmoed God een gruwel en dat "kleine" moet nog tot niets gemaakt worden, opdat het zij gelijk geschreven staat: "En zij zagen niemand anders dan Jezus alleen!"

RD-artikel: In Psalm 25 (berijming 1773) staat: „Heer’ ai, maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend.”
Mastenbroek: „Het lijkt alsof de dichter God voorschrijft hoe Hij het moet doen. Datheen was meer afhankelijk.” Datheen heeft: „Heer! wijs mij toch Uwe wegen, Die Gij wilt dat ik zal gaan.”

Wat Mastenbroek hier zegt is volslagen absurd, een spitsvondige inlegkunde en een bewijs van farizeese schriftgeleerdheid, ofwel pure geesteloosheid. Mastenbroek prijst de Psalmen van Datheen, maar noemt Datheen 'een niet onomstreden prediker', echter zonder bewijs. Dat Mastenbroek zelf omstreden is, is wel gebleken met zijn Terdege-artikel over Detmar, waar ds. J.A. van den Berg (PKN) mee meeveinsde. Het bleek allemaal doorgestoken kaart om de dwaalleer van de GG te verzilveren, hetgeen op een volkomen mislukking uitliep. Al is de leugen nog zo snel, de Waarheid achterhaalt die wel!
Terzake: De psalmberijming van 1773 doet bijbels gezien beslist niet onder aan de psalm'berijming' van Datheen, integendeel, hoewel de berijming van 1773 niet zonder afwijkingen is, is de verwoording van 1773 veel bijbelser dan de Psalmen van Datheen en zeker niet schraler! De 1773-verwoording heb ik persoonlijk bevindelijk krachtig bevonden door des Heeren Geest, boven de Psalmen van Datheen. Geen herziening dus en zeker geen vervanging van deze beproefde berijming van 1773, hoewel ik de berijming van 1773 niet als ge-inspireerd beschouw, maar dat kan van niet ene Psalmberijming gezegd worden. Elke discussie over Datheen en 1773 omtrent voor of tegen, is volkomen zinloos. De wettische drang om de algemeen aanvaarde psalmberijming van 1773 te vervangen door de Psalmen van Datheen komt van mensen die naar verandering staan. Gods Woord waarschuwt voor deze geesten: "Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan; want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?" Spr. 24:21-22. Derhalve is de overgang van Datheen naar 1773 een liturgische Reformatie te noemen, die wellicht nog en Nadere Reformatie behoeft, echter niet volgens de geest van de 17e eeuwse "communis opinio", maar volgens de Geest van Christus: "En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg", Matth. 26:30. Die lofzang was niet van Datheen, noch van 1773, maar bevindelijk genoeg om door Christus gezongen te worden, of juist bevindelijk omdat Christus die zong. Het was in ieder geval de gewoonte om het Pascha te bezingen met de Psalmen 115 t/m 118. Wie zingt er in Christus met Christus mee met zijn of haar hart?

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl