HOOGMOEDIGE NEDERIGHEID S.M. DE BRUIJN
HOOGMOEDIGE NEDERIGHEID VAN RD-er S.M. DE BRUIJN   Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Luie buiken en addergebroed
www.RefDag. 04-12-2009 15:44 | S. M. de Bruijn

SMdB.: Vaste bezoekers van landen rond de Alpen herkennen het meteen: het pleisterwerk waarmee huizen, kerken, kastelen en torens omgebouwd zijn tot immense kunstwerken. Vanaf een afstand lijken saaie gevels ineens bekleed met marmerplaten of voorzien van reusachtige sgraffitoschilderijen. In sommige steden is het complete marktplein voorzien van zulke sierlijke façades, zodat de bezoeker zich in een openluchtmuseum waant. Totdat je je in het buitengebied van zo'n plaats begeeft. Want dit soort pleisterwerk kan slecht tegen vocht en als het niet goed onderhouden of beschermd wordt, brokkelt het snel af. Dan blijkt pas wat er achter zo'n laag schuilgaat. Dat contrast tussen het schitterende stucwerk en de vergane glorie roept herinneringen op aan de toespraak van de Heere Jezus in Matth. 23, waar Hij de vormengodsdienst van de farizeeërs en de schriftgeleerden hekelt. Hij gebruikt daarvoor een bijzonder scherpe uitdrukking: witgepleisterde graven, vanbuiten mooi, vanbinnen vol doodsbeenderen en onreinheid.

GPPB.: Opmerkelijk dat in het RD de godsdienstige touwtjes wat strakker aangetrokken worden in bepaalde artikelen van de rubriek OPINIE, maar het is nog steeds slappe-was-praat wat men verkoopt. Ook het artikel van dhr. De Bruijn valt binnen dit slappe-was-kader. Christus hekelt de vormengodsdienst niet, zoals dhr. De Bruijn suggereert en daarmee het oordeel van Christus over de vormengodsdienst Schriftkritisch relativeert. Christus betuttelt de vormengodsdienst niet, maar zegt hen in Mattheus 23 de helse verdoemenis aan: "Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?" Matth. 23:33.

SMdB.: Wat moet dat hard aangekomen zijn bij Zijn toehoorders! Juist zij die als geen ander wisten wat er rein en onrein was en zich ook strikt aan die wetten hielden, werden hier beticht van geveinsdheid. Ook de andere beschuldigingen in het hoofdstuk liegen er niet om. Zulke taal klinkt vandaag de dag niet vaak meer van de kansel. Wie zich morgen in de kerk hoort aanspreken als moordenaar, slang of addergebroedsel, zit vast niet rustig in de bank. Er is ook geen kerkbode die het waagt om mensen als Wilders, Halsema of Plasterk aan te duiden als uitzinnige Galatiërs, drekgoden of luie buiken. Maar waarom zou dat ook nodig zijn?

GPPB.: De woorden van Christus jegens de vormengodsdienst zijn niet hard, maar vlijmscherp. "Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten", Hebr. 4:12. De link die De Bruijn maakt naar Wilders, Halsema of Plasterk met de uitzinnige Galatiërs en de Kretenzense luie buiken, snijdt geen hout. Wat Paulus zegt m.b.t. de Galatiërs en de Kretenzen spreekt hij uit binnen het kader van de kerkelijke tucht. Wilders, Halsema en Plasterk vallen niet onder de kerkelijke tucht, omdat zij van de kerk niet zijn.

SMdB.: Juist gisteren hebben opinieleiders uit de gereformeerde gezindte zich bezonnen op de vraag hoe het christelijk geluid in de samenleving beter tot uiting kan komen. Dat zo'n bezinning geen overbodige luxe is, bleek deze week wel uit de reacties op de SGP-motie over minaretten.

GPPB.: Alsof de SGP-minaret-motie van Van der Staaij bijbels inhoudelijk was. Integendeel, die motie was slechts een stapje richting Art. 36 van de NGB, maar conformeerde er niet mee.

SMdB.: Vooruitlopend op het gesprek zijn de afgelopen maand allerlei waardevolle adviezen aangereikt.

GPPB.: Alsof Gods getuigen om intellectuele adviezen verlegen zitten. Immers, God zal de wijsheid der wijzen doen vergaan en het verstand der verstandigen zal Hij teniet maken (1 Kor. 1:19). En voor Gods GEROEPEN getuigen geldt: "En de zalving, die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen, zo is zij ook waarachtig, en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo zult gij in Hem blijven", 1 Joh. 2:27.

SMdB.: Uit verschillende hoeken klonk het pleidooi voor heldere, duidelijke taal. Meestal werd dan bedoeld: leg toch vooral goed uit wie je bent en waar je voor staat, niet aan de hand van zestiende-eeuwse begrippen of moeilijke belijdenisgeschriften, maar in een taal die de postmoderne naaste begrijpt.

GPPB.: Alsof de natuurlijke (postmoderne) mens de dingen die des Geestes Gods zijn begrijpt. ONMOGELIJK!

SMdB.: Kerklatijn - Inderdaad, goede communicatie is niet eenvoudig. Sprekers die onvoldoende rekening houden met hun hoorders, wekken de indruk dat ze al tevreden zijn als ze tenminste wat gezegd hebben. Net als in de tijd van het kerklatijn vinden ze hun boodschap kennelijk niet écht belangrijk voor de luisteraar. Maar andere sprekers hebben juist te veel begrip voor hun publiek. Dat gevaar dreigt zeker in de gereformeerde gezindte. Als iemand min of meer in de hoek gedrukt wordt, is de verleiding groot de toon wat te matigen en te zoeken naar acceptatie. We willen graag te boek staan als redelijk, aardig of democratisch en dat verdraagt zich slecht met het ventileren van heel uitgesproken meningen. Respect voor de ander is prima, maar dat mag niet ten koste gaan van de waarheid.

GPPB.: Dat laatste is vooral op het RD en de SGP van toepassing. Het RD en de SGP hebben o.a. respect voor homofielen, behalve voor de Waarheid.

SMdB.: Is dat niet een van de zwakke plekken in het publiek getuigenis van christenen? Niet alleen de Bijbel maar ook de kerkgeschiedenis laat veel voorbeelden zien van mannen –en soms ook vrouwen– die vol profetisch vuur hun tijdgenoten tot de orde riepen. In een brief aan paus Julius II laat Erasmus deze woorden in de mond van de apostel Petrus: „Als de satan een plaatsvervanger zoekt, is niemand daarvoor zo geschikt als u. U heeft zich paus gemaakt door list, woeker en bedrog." Predikanten als Kuyper, Kersten en Wisse stonden erom bekend dat ze geen blad voor de mond namen.

GPPB.: Dhr. De Bruijn somt bepaald geen voorbeeldfiguren op. Immers, Erasmus was een huichelaar, Kuyper een gedoleerde neonomiaan, Kersten een blauwdruk van de filosoof, dr. Comrie (niet ds. Comrie), ds. Wisse was weliswaar een oprecht man, maar alleen van PROF. Wisse kan gezegd worden dat hij recht voor zijn raap was.

SMdB.: Hellepad - Juist in een samenleving die vol vragen zit, mogen christenen zeggen dat zij de Waarheid in pacht hebben. Niet eigenwijs, niet uit de hoogte, maar wel duidelijk en op z'n tijd ook confronterend. Wie de Bijbel voor waar houdt, vervalt niet in mierzoete middelmatigheid die kool en geit spaart.

GPPB.: Dat is juist wat de SGP wel doet: de kool en de geit sparen en het RD speelt die twee tegen elkaar uit.

SMdB.: Vanuit dat perspectief ziet de samenleving er ineens heel anders uit. Ds. Ledeboer dichtte daarover als zondaars „die hollen op het hellepad/ naar satans rijk en duivelsstad." Aan zulke taal wordt snel aanstoot genomen. Dat is niet nodig, zolang die waarheid maar samengaat met de boodschap dat God Zijn koorden van liefde uitwerpt om mensen te trekken uit die optocht naar de hel.

GPPB.: Hetgeen De Bruijn hier zegt, is opnieuw een grove verdraaiing van hetgeen Christus zegt in Mattheus 23. Christus heeft de vormendienst niet het Evangelie verkondigd, maar de helse verdoemenis aangezegd. "Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? Daarom ziet, Ik zende tot u profeten, en wijzen, en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; opdat op u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar. Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht", Matth. 23:33-36.

SMdB.: Wie zo getuigend spreekt, komt niet in de verleiding om anderen te beledigen.

GPPB.: Christus was dus een verleider, volgens deze De Bruijn-redenering. Immers, niemand dan Christus heeft zo getuigend gesproken als Hijzelf, maar door Zijn getuigenis heeft Christus wel degelijk de vormendienst beledigd in Mattheus 23, ja, tot op hun botten en op hun vijandige harten en tenen getrapt. Zo werd het ook opgevat (zie onderstreping). "Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar zijn, en de mensen, die daarover wandelen, weten het niet. En een van de wetgeleerden, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! als Gij deze dingen zegt, zo doet Gij ook ons smaadheid aan. Doch Hij zeide: Wee ook u, wetgeleerden! want gij belast de mensen met lasten, zwaar om te dragen, en zelven raakt gij die lasten niet aan met een van uw vingeren. Wee u, want gij bouwt de graven der profeten, en uw vaders hebben dezelve gedood", Luk. 11:44-47.
Deze vorm van 'beledigen' is evenwel Schriftuurlijk en noodzakelijk, zoals ook Paulus gedaan heeft jegens de uitzinnige Galaten en Kretensiaanse luie buiken. Ook Jacobus 'beledigt' de vormengodsdienst in niet mis te verstane woorden: "Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen. Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden."
En toch hadden Christus en de apostelen de strijd niet tegen vlees en bloed. Dit wordt in onze dagen niet meer verstaan, omdat men generaal bezet is met een kracht der dwaling. Men wil het begrijpen, maar begrijpen heeft met het geloof niets te maken. Degenen die in dezelfde strijd staan als Christus en de apostelen, worden verketterd en genegeerd in onze dagen, omdat het Refoïsme zich ergert aan de radicaliteit van het Woord. Dat geldt met name voor de SGP-partij-bonzen en het RD-bonzen.

SMdB.: In politiek Den Haag gaat het soms over "tuig van de richel" en mensen die "knettergek" zijn. Zulke krachttermen heeft een christen niet nodig.

GPPB.: Zulke termen acht Christus WEL nodig jegens de vormengodsdienst en het naamchristendom, namelijk om zulke godsdienstige kankergezwellen af te snijden (2 Tim. 2:17). Wat voor gradatieverschil zit er trouwens tussen "adderen gebroedsel" en "tuig van de richel?" Helemaal niets! Of is De Bruijn van mening dat de toenmalige vormengodsdienst in onze dagen uitgestorven is en dat Christus afsnijdende woorden niet meer van toepassing zijn? Dat te denken is een onnozele doch fatale illusie. Het Refoïsme is identiek aan het Farizeïsme. Het Refoïsme is echter nog subtieler; het is een kameleons-religie die zich naadloos aanpast aan de geest van de tijd, zich indekkend met vrome woorden en gelijknamige wensen om toch nog een beetje de rechtzinnige stand op te houden. De godsdienstige touwtjes worden nu wat strakker aangehaald in het RD, omdat men de bijbelse radicaliteit op deze website niet kan negeren, maar de opinietaal in het RD valt nog steeds onder de noemer 'schijn'.

SMdB.: Maar de Van der Vliesnorm sluit niet uit dat het kwaad bij de naam genoemd wordt. Het is de kunst om, zonder op de man te spelen of grove taal te gebruiken, toch het juiste korreltje zout te leggen.

GPPB.: Van der Vliesnorm? Het wordt steeds gekker en helser. Van der Vlies die een van God vervloekte Refo-homohuiskamer geopend heeft met een pro-sodomitische toespraak, is de norm van het Refodom? Van der Vlies doet niets anders dan het ware christendom belachelijk te maken. Een duidelijk voorbeeld hiervan is zijn recente deelname aan het debat van Pauw & Witteman. Van der Vlies bleek voor de zoveelste keer niets in huis te hebben om bijbels te getuigen. Hij schaamde zich het Evangelie van Christus. Dat hele debat was in één woord gezegd: bespottelijk! Men lachte Van der Vlies dan ook terecht uit, want wat hij vroeger beweerde, loochent hij nu. Met genoemde Van der Vliesnorm vaart het Refodom ter helle.

SMdB.: Zo'n term "witgepleisterde graven" moet dus kunnen.

GPPB.: Wat? Waar haalt De Bruijn de brutaliteit vandaan om Christus' gezaghebbende woorden en uitdrukkingen ter goedkeuring te wegen? Christus spreekt als Gezaghebbende. Derhalve is "de goedkeuring" van De Bruijn omtrent de woorden van Christus godslasterlijk.

SMdB.: Maar dat stelt eisen aan de spreker. Wie een ander beschuldigt, wijst ook naar zichzelf.

GPPB.: Met deze opmerking maakt dhr. De Bruijn het getuigenis des Heiligen Geestes krachteloos en monddood. Gods kinderen en knechten die geroepen zijn om bij God vandaan het Woord te spreken en te preken, spreken en preken op gezag van de Heilige Geest en wijzen als met Gods vinger van zich af als het om profane zonden gaat. Op de Pinksterdag wees Petrus bij God vandaan van zich af en zei niet: "Dien wij...", maar: "Dien gij gekruisigd hebt." Petrus stond hier volledig aan Gods kant en aan Gods recht. Dat zien we ook bijv. bij de profeet Elia, die Achab het oordeel moet aanzeggen. Elia zegt niet: "Achab, met jou valt het wel mee, hoor, want ik ben net zo'n slecht mens als jij", nee, ook Elia was volledig aan Gods zijde geplaatst en zegt Achab eenzijdig Gods oordeel aan (1 Kon. 18:17-18).
Wie een ander VALSELIJK beschuldigt, ja, die wijst ook naar zichzelf. Maar wee degenen die het Schriftgegeven "Beproef de geesten of zij uit God zijn" monddood maken door nederige hoogmoed, ofwel hoogmoedige nederigheid. Omtrent die beproeving der geesten zijn Gods volk en knechten ook geroepen zijn om te oordelen, namelijk in de context van Johannes 7:24: "Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel." Het Schriftgegeven in Mattheus 7:1: "Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld worde", heeft alleen betrekking op het onrechtvaardig en het onrechtmatig oordelen, anders zouden Gods getuigen voorgoed de hand op de mond moeten leggen, hetgeen echter een duivelse list is.

SMdB.: En dan heeft de gereformeerde gezindte genoeg om de hand in eigen boezem te steken. Want voor je het weet, spat het pleisterwerk ervan af.

GPPB.: De opinie van de gereformeerde gezindte, waaronder ook het artikel van De Bruijn valt, is iets heel anders dan getuige te zijn van Christus. Gods ware kinderen hebben hun pleisterwerk in de hoedanigheid van de oude mens onder de Wet verloren in de dood van Christus en zij alleen zijn overkleed met het kleed van de gerechtigheid van Christus. Wie overtuigt Christus van zonde? Met andere woorden: "Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?" Echter, volgens dhr. De Bruijn ging Paulus in Galaten 2 buiten zijn boekje door de veinzende Petrus te bestraffen te Antiochië. Immers, -zo redeneert De Bruijn- Paulus had toch -als zijnde de grootste der zondaren- geen recht om Petrus te beschuldigen, maar genoeg aan zichzelf? Wie echter zodanig redeneert, maakt zich schuldig aan GROVE Schriftkritiek en geeft de duivel plaats door de bijbelse tucht te relativeren met hoogmoedige nederigheid, ja, met de schijn van godzaligheid. Paulus beschuldigt Petrus rechtmatig en noemt hem niet eens meer bij zijn naam! Het Antiocheense conflict is derhalve de baarmoeder van alle dwaling. Die bestraffing van Paulus jegens Petrus is een goddelijke roeping van degenen die God in der waarheid vrezen: "Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van allen", 1 Tim. 5:20. In dit kader hebben wij het artikel van dhr. De Bruin; de hoofdredactionele commentaren van het RD, de slapjanuspraat van de SGP, het recente artikel van ds. Van Vlastuin, de artikelen van dr. H. van den Belt, enz. onder de bijbelse tucht geplaatst en wij betuigen voor God, niet de strijd te hebben tegen vlees en bloed. Een ieder ziet maar toe, maar de Heere zegt: "Die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden", 1 Sam. 2:30b.


http://www.derokendevlaswiek.nl