DR. J. HOEK ONDERGRAAFT HEMELVAART
DR. J. HOEK ONDERGRAAFT HET HEILSFEIT VAN HEMELVAART  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Hemel onbereikbaar ver en tegelijk oneindig dichtbij
RefDag: 14-05-2010 14:57 | Hoek J

Klik op de Klik hier link ter inzage Schriftkritisch RD-artikel van dr. J. Hoek

Hoek: Kun je in een tijdperk van ruimtevaart nog geloven in de hemelvaart van Christus? De manier waarop Lukas in zijn evangelie (Luk. 24:50-53) en in het boek Handelingen (1:9-11) de hemelvaart van Jezus beschrijft, maakt op de hedendaagse lezer een primitieve en naïeve indruk.

GPPB.: Wat Hoek hier beweert is suggestieve onzin. Waar haalt Hoek het vandaan dat de manier waarop Lukas het heilsfeit van hemelvaart beschrijft op de hedendaagse bijbellezer een primitieve en naïeve indruk maakt? Ook Gods volk leest de Bijbel, maar zal zich in de opmerking van Hoek volstrekt niet herkennen, laat staan dat zij de absurd generaliserende opmerking van Hoek erkennen.

Hoek: Zou Lucas zich bij zijn opzet om Jezus zo belangrijk mogelijk voor te stellen, niet gewoon bediend hebben van literaire verbeelding? Een mooi en zinvol verhaal, maar niet echt gebeurd?
Wanneer we over deze vragen nadenken, is het van belang een begrip te overwegen dat bijvoorbeeld de kerkhervormer Johannes Calvijn bij zijn Bijbeluitleg veelvuldig hanteert. Hij spreekt over ”accommodatio”, aanpassing, in de manier waarop God zich aan ons bekendmaakt. De Heilige Geest daalt diep af om met ons kleine mensjes te kunnen communiceren. Hij brabbelt met ons zoals een moeder dat doet met een kindje. De wijze waarop Lukas over de hemelvaart van Christus verhaalt, is brabbeltaal van de Heilige Geest.

GPPB.: Hoek bedient zich hier van Schriftkritische wartaal. Hoek werkt met suggestieven en beweert dat Lukas bij het schrijven van het heilsfeit van hemelvaart zich mogelijk bediend heeft van de Griekse literaire en filosofische verbeelding. Alleen al door het opwerpen van zo'n vraag maakt Hoek zich volstrekt ongeloofwaardig. Met zijn suggestieve vraag ontkent Hoek subtiel dat de Heilige Geest Zelf de Auteur is van het Woord.
Vervolgens brengt Hoek Calvijn in stelling om God voor te stellen als een accommoderende God die in Zijn Woord op een voor de mens begrijpelijke en aanpassende wijze met de mens communiceert. Hoek is een pelagiaanse rationeel die van God een soort computer maakt, waarop mensen kunnen inloggen door het indrukken van toetsen. Gods Woord is geen begripsboek en voor de menselijke ratio volstrekt onverstaanbaar. Gods Woord leert in 1 Korinthe 2:14 uitdrukkelijk: "Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden."
De taal van Gods Woord is een voor de wijzen en verstandigen verborgen taal (Matth. 11:25 - Luk. 10:21), hetgeen zeker voor prof. dr. J. Hoek het geval is.
Vervolgens beweert Hoek dat de Heilige Geest brabbeltaal gebruikt om met mensen te communiceren. Dit is pure spotternij wat Hoek hier beweert. We kennen wel het brabbelen van een baby. Brabbelen betekent immers: onverstaanbare (klanken)taal spreken, hetgeen babies doen. Hoek dicht zulke taal de Heilige Geest toe, hetgeen pure spotternij is. Volgens het woordenboek betekent 'brabbelen' zelfs: 'wartaal spreken'. Volgens Hoek spreekt de Heilige Geest dus wartaal en noemt die wartaal vervolgens 'betrouwbaar'. Hoek zet de zaken op zijn kop en diaboliseert godslasterlijk. Gods Woord is geen brabbeltaal, geen wartaal, want "Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is, opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust", 2 Tim. 3:16-17.

Hoek: Bij de overdenking van het hemelvaartsevangelie betekent dit dat we ons realiseren dat Jezus niet ”op een lichte wolkenwagen” langzaam uit het gezicht verdween naar hoger sferen, hoewel de ooggetuigen het zo wel hebben geïnterpreteerd vanuit hun verstaanshorizon. We kunnen ook niet zeggen dat de Christus zich met duizelingwekkende snelheid lichtjaren ver van ons verwijdert. Misschien past het bij ons huidige wereldbeeld het beste te stellen dat Hij ‘eenvoudig’ een andere dimensie binnentreedt. De wolk van hemelvaart is als een gordijn waarachter Hij verdwijnt. De hemel als Gods woonplaats en troonzaal is immers niet een oord dat vele malen verder van ons weg is dan Mars of Pluto.

GPPB.: Hetgeen Hoek hierboven beweert is een regelrechte aanval op het heilsfeit van de Hemelvaart. Hoek ontkent in feite dat Christus werkelijk lichamelijk ten hemel gevaren is. Hoek trekt zelfs het bestaan van de hemel in twijfel door de hemel te omschrijven als een 'andere dimensie' en niet als een plaats waarin Christus daadwerkelijk lichamelijk aanwezig is met al de heilige engelen. Dat blijkt duidelijk uit hetgeen Hoek beweert over de wijze waarop Lukas over het heilsfeit van de hemelvaart geschreven heeft. Hoek beweert dat de ooggetuigen (bijbelschrijvers) van de hemelvaart interpreterend over de hemelvaart geschreven hebben. Hoek ontkent dus dat de bijbelschrijvers Gods Woord woord voor woord geïnspireerd geschreven hebben, maar geïnterpreteerd hebben vanuit hun verstaanshorizon. Dus volgens dr. Hoek is Gods Woord slechts geïnterpreteerd geschreven en niet door de Heilige Geest geïnspireerd. Een grotere Schriftkritische ketterij kan ik me op dit moment niet voorstellen.

Hoek: Jezus is niet geëmigreerd naar een plek in een uithoek van het heelal. Hij is voor ons uit gegaan in een voor ons waarnemingsvermogen verborgen dimensie van de werkelijkheid.

GPPB.: Dr. Hoek rationaliseert op een spottende wijze de hemelvaart en ook door zijn rationele wijze van spreken over de hemel. Als we de Kanttekeningen bij 2 Korinthe 12:2 eropna slaan, dan lezen we bij:
5) "tot in den derden hemel"
Dat is, in de woonplaats der engelen en heiligen zielen, die hij [Paulus] 2 Kor. 12:4 het paradijs noemt, bij gelijkenis genomen van het aardse paradijs. Zie Luk. 23:43; Openb. 2:7. De oorzaak waarom dit de derde hemel genaamd wordt, is omdat de lucht de eerste hemel gerekend wordt, de zichtbare hemelen, waar de sterren in zijn, de tweede, en de hemel boven al de hemelen de derde. Zie 1 Kon. 8:27.
Ten tweede: Wat verstaat Hoek onder "ons"? Welke mensen heeft hij hier voor ogen? Hoek spreekt puur pelagiaans. Als de Heidelberger Catechismus spreekt over het nut van de hemelvaart van Christus, dan beperken de HC-opstellers zich terecht uitsluitend tot Gods volk, want alleen Gods ware volk heeft daarvan zaligmakend nut. Bovendien is Christus Zijn volk niet 'vooruit gegaan', maar heeft hen mede gezet in de hemel. "En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus", Ef. 2:6. Daarbij komt dat de hemel geen "verborgen dimensie van de werkelijkheid" is, zoals Hoek dat wel beweert. Voor het ware geloof is de hemel een geopenbaarde werkelijkheid: "Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus", Filip. 3:20.

Hoek: De hemelvaart van Christus is niet nodig ter verplaatsing van Zijn lichaam van de aarde naar de hemel, want dat is al gebeurd op de paasmorgen. Het gaat om wat de engelen ook aangeven: deze hemelvaart wijst vooruit naar Christus’ zichtbare, lichamelijke verschijning in heerlijkheid op de Olijfberg wanneer Hij het Koninkrijk Gods in volheid doet doorbreken. Vanuit hun eigen ”symbolische universum” konden de discipelen deze boodschap begrijpen en daarom keerden ze vanaf de Olijfberg met blijdschap terug naar Jeruzalem!

GPPB.: Hoek beweert dus dat de lichamelijk hemelvaart van Christus niet nodig was, want de lichamelijke hemelvaart zou al gebeurd zijn op de paasmorgen, volgens Hoek. Deze Schriftkritische brabbeltaal van Hoek is pure wartaal, en zelfs godslastering.
Op grond van Gods Woord leert HC ZONDAG 18:
Vr.46. Wat verstaat gij daarmede: Opgevaren ten hemel?
Antw.: Dat Christus voor de ogen Zijner jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven en dat Hij ons ten goede daar is, totdat Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de doden.
Niet op de paasmorgen, maar op hemelvaartsdag is Christus lichamelijk ten hemel gevaren. Over het nut daarvan zegt Christus in Johannes 16:7: "Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden."
Hetgeen de engelen de discipelen boodschapten toen Christus ten hemel gevaren was, werd door de discipelen -volgens Hoek- vanuit hun eigen "symbolische universum" begrepen.
De rationele methode waarmee Hoek het begrip van de discipelen omschrijft, heeft TOTAAL niets te maken met het ware geloof, waarmee de discipelen de boodschap van de engelen ontvingen. Hoek beweert dus dat de bijbelse omschrijving van de heilsfeiten -met name de bijbelse omschrijving van de hemelvaart- op symboliek gebaseerd zijn, die de oogegetuigen geïnterpreteerd hebben vanuit hun verstaanshorizon, dus niet door het geloof en niet vanuit de inspiratie des Heiligen Geestes. Die zulke ketterijen durven beweren, staan op gelijke voet met de valse godsdiensten en kunnen absoluut geen christenen zijn, noch als zodanig genoemd worden. Of het moet zijn dat dr. J. Hoek zich tevreden stelt met het lidmaatschap van het naamchristendom. Ja, met zo'n lidmaatschap kun je ook betaald politiek bedrijven tot op de preekstoel toe. Hoek doet dat zonder blikken of blozen, maar hij vergeet dat God het laatste Woord heeft.


http://www.derokendevlaswiek.nl