|
Hemelvaart uniek en eenmalig gebeuren RefDag: 21-05-2010 16:01
Klik op de Klik hier link ter inzage gehele RD-artikel, waaruit we citeren.
Hoek: Wij geloven daarentegen dat het lichaam van Christus zichtbaar voor de ogen van de discipelen op het moment van de hemelvaart verplaatst is van de aarde naar de hemel. Het gaat in het Evangelie en in Handelingen 1 om de betrouwbare weergave van een uniek en eenmalig gebeuren.
GPPB.: Hier herroept dr. Hoek SCHIJNBAAR hetgeen hij in de vorige bijdrage in het RD twijfelachtig maakte. In de vorige bijdrage zegt hij het zus en nu zo. (Zie persbericht: Dr. J. Hoek ondergraaft hemelvaart).
Hoek: Dit betekent echter mijns inziens niet dat het lichaam van Christus voor de hemelvaart permanent ergens op aarde is geweest. Wie zo redeneert, doet geen recht aan de geweldige metamorfose die is opgetreden van Jezus’ sterfelijk lichaam voor de kruisdood naar Zijn heerlijk opstandingslichaam sinds Hij is opgewekt uit de dood. Immers, Jezus is met een geheel hernieuwd opstandingslichaam uit het graf herrezen en daarmee binnengetreden in de hemelse dimensies. Zijn verschijningen op aarde gedurende de veertig dagen zijn dan ook openbaringen vanuit de hemel aan de discipelen op aarde. Dat staat wel niet letterlijk zo in de evangeliën, maar uit heel het nieuwtestamentische getuigenis is duidelijk dat Christus op de paasmorgen is verheerlijkt. Ik kan niet inzien dat er nog een geleidelijke verdere transformatie van Christus’ lichaam zou hebben plaatsgevonden gedurende de veertig dagen na Pasen. Nee, Zijn lichaam is ”in een punt des tijds” verheerlijkt. Als Hij op Goede Vrijdag thuiskomt bij de Vader, wordt dat thuiskomen op de paasmorgen ook lichamelijk verwerkelijkt en behoeft Christus niet nog eens veertig dagen met eerbied gesproken lichamelijk in een wachtkamer op aarde te zitten. Voor Jezus Zelf was een verplaatsing van Zijn lichaam bij de hemelvaart niet nodig. Immers, Hij is opgewekt met een geheel nieuw lichaam waarmee Hij zomaar van de aarde naar de hemel gaat en vice versa.
GPPB.: Prof. dr. Hoek mag een bijzonder hoogleraar heten, maar Hoek is een bijzonder dwaallicht van de eerste orde. Hij vervalst het unieke heilsfeit van hemelvaart, door te beweren dat Christus na Pasen al lichamelijk in de hemel was. Christus zegt op de Paasmorgen het tegendeel tot Maria, hetgeen Hoek beweert: "Raak Mij niet aan, WANT IK BEN NOG NIET OPGEVAREN TOT MIJN VADER....", Joh. 20:17.
Hoek: Voor Jezus Zelf was een verplaatsing van Zijn lichaam bij de hemelvaart niet nodig. Immers, Hij is opgewekt met een geheel nieuw lichaam waarmee Hij zomaar van de aarde naar de hemel gaat en vice versa.
GPPB.: Hoek vervalst niet alleen de hemelvaart, maar ook de wederkomst van Christus. Volgens Hoek heeft Christus Zich -na de opstanding totaan de hemelvaart- van de aarde naar de hemel verplaatst en andersom. Maar die bewering staat haaks op het getuigenis van de engelen tot de discipelen: "Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren", Hand. 1:11.
Kanttekeningen SV: 22) alzo komen, Dat is, in zulke wijze, zichtbaar en in ene wolk; Mark. 13:26; Luk. 21:27; Openb. 1:7.
Welzeker had/heeft Christus na Zijn opstanding een verheerlijkt en onsterfelijk lichaam, dat de natuurwetten niet meer onderworpen was/is, maar dat betekent NIET, dat Christus voor het heilsfeit van hemelvaart lichamelijk al in de hemel was en van daaruit diverse keren naar de aarde is nedergedaald. De hemelvaart was eenmalig en zichtbaar en de wederkomst is ook eenmalig en zichtbaar. Hoek vervalst met zijn verzinsels het heilsfeit van hemelvaart en ook de wederkomst. Dat doen alleen valse leraren.
Wat wil Hoek met zijn gefilosofeer bereiken? Wat voor doel heeft Hoek voor ogen? Om wat nieuws te leren? Met een leugenverhaal? Is dat de vrucht van het hoogleraarschap? Het is voorzegd in 1 Korinthe 1:19: "Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken." Dat is op prof. dr. Hoek zeker van toepassing, tenzij hij herroept hetgeen hij nu leert, en berouw toont voor God en de mensen.
|
|