DR. P.F. BOUTER: 'CHRISTUS IS NIET GENOEG'
PROF. DR. BOUTER: 'CHRISTUS ALLEEN IS NIET GENOEG'  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Regels zijn de stok die de boom doet groeien
RefDag: 25-06-2010 23:13 | gewijzigd 25-06-2010 23:18

Citaat uit het artikel:
Denk aan een prachtige appelboom die een stevige stok naast zich heeft staan. De stok houdt met enkele banden de stam vast, zodat die rechtop groeit. De stok is nodig om de boom recht te laten groeien en stevig te laten worden. Maar ondertussen gaat het niet om de stok, maar om de boom die met wortels in de grond staat en vruchten voortbrengt.

Rijkdom

Zo is het ook in het christelijk geloof: door het geloof wordt iemand geworteld in de genade van God. Geworteld in de grond Christus. Om door het sap van de Heilige Geest te groeien in de genade en veel vrucht voort te brengen, tot eer van God en tot zegen van anderen. Maar er staat de stok van de wet, van de christelijke regels naast. Om de boom in de goede richting te houden. Die stok is dus geweldig belangrijk, maar niet het beslissende. Aldus dr. P.F. Bouter

Klik op de Klik hier link tr inzage van het volledige RD-artikel

--------------------

COMMENTAAR
Ja, dat is de schele neonomiaanse theologie van het christelijke gemenebest, maar het is een vervalsing van de leer van Christus, hetgeen prof. dr. P.F. Bouter leert. De Wet is de rechtvaardigen niet gezet (1 Tim. 1:9), maar de onrechtvaardigen, omdat de Wet niet uit het geloof is (Gal. 3:12). Bouter leert de Wet naast Christus, als een regelgevende stok naast het geloof, maar met die rijke jongelings-theologie zijn er al duizenden ter helle gevaren, omdat dezulken niet aan 'Christus alleen' genoeg hebben, maar Mozes erbij nemen om hun (schijn)geloof te regelen. De Wet laat geen mens groeien, zoals Bouter wel beweert, de Wet maakt juist de zonden levend en slaat de oude groeiende en werkheilige mens dood, inclusief zijn tijdgeloof en zijn humanistische liefde! Gods kinderen lopen niet aan het touw van de Wet, maar worden door de Geest Gods geleid NAAR het Evangelie (Gal. 5:18). Die door de Geest Gods geleid worden zijn kinderen Gods en die alleen.

Als Petrus veinst met de Joden in Antiochiė, dan bestraft Paulus hem niet op een overtreding der Wet, maar omdat Petrus niet recht wandelde naar het Evangelie.
Bouter weet derhalve geen raad met Romeinen 7, omdat hij blijkbaar nog nooit een klap ten dode gehad heeft van de Wet en derhalve niet aan de Wet gestorven is (Gal. 2:19a). Dezulken mogen geen anderen leren, omdat zij geestelijke blinden zijn die de blinde leiden en samen in de gracht zullen vallen. Paulus spreekt tot degenen die de Wet verstaan en degenen die de Wet geestelijk verstaan moet je in onze dagen zoeken, gelijk een speld in een hooiberg, maar zeker niet onder de huidige godgeleerdheid, op een paar uitzonderlijke uitzonderingen na. Het gros theologen leert een schele theologie, waarbij je met 1 oog naar Mozes moet kijken en met 1 oog naar Christus. Ja, dat is de schele godsdienst die in onze dagen weer zijn opgang doet. Arme Stakkers!

De Wet is echter geestelijk en omdat de Wet geestelijk is, bevindt Gods volk zich totaal vleselijk, verkocht onder de zonde (Rom. 7:14). De Wet is geen waarschuwende vinger, maar een bloedwreker! Door die bloedwrekende Wet is Saulus van Tarssen gedood, want Saulus was de oude mens onder de Wet en Paulus was in Christus een nieuw schepsel, die de oude werkheilige Saulus van Tarssen begraven heeft in het graf van Christus.
Gods ware gerechtvaardigde volk dat de geestelijkheid van de Wet verstaat, doet de Wet niet teniet, juist niet, zij bevestigen de Wet... door de werken MIS, door het geloof! De Wet is voor hen geen regel om uit te leven, want de Wet is en blijft de bediening des doods (Rom. 7:9), ook in het stuk der dankbaarheid voor het verdoemde vlees. Vandaar dat de gerechtvaardigde Paulus uitroept: "Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde", en alleen dat volk roemt in Christus ALLEEN door het geloof.

Het ENIGE voorwerp des waren geloofs is God-drie-enig in Christus en in Christus heeft Gods ware volk God lief boven alles en hun naaste als henzelf, zonder enig gebrek. De Wet is niet naast Christus, ook niet naast het geloof; de Wet is IN Christus. Degenen die de Wet uit de Ark halen en naast het geloof planten, zijn dienstbare zonen die de Wet als Wet teniet doen, maar de zoon der vrije leeft uit een geheel andere Bron, namelijk Christus en Zijn belofte.

Dienstbare zonen, zoals Bouter zich profileert, zijn dikwijls vervolgers van het levende Kind, want wat zegt de Schrift: "Doch gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde dengene, die naar den Geest geboren was, alzo ook nu. Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije", Gal. 4:29-30.
Aan de vrijheid der kinderen Gods komt de Wet niet te pas -zoals Bouter wel leert- want Gods volk zit niet aan het touw der Wet, maar zijn gevangenen van Christus en hen is vrijheid geschonken, niet met het vlees, maar in de Geest.

Heel die banden-stokken-theologie van Bouter is kretologie van onder de Wet, en daar is ook het huidige Refodom zwanger van, omdat men aan het Lam ALLEEN niet genoeg heeft. De Christus der Schriften wordt in onze dagen nauwelijks meer gekend, omdat men de geestelijkheid der Wet niet kent, op en onder de kansel. Het neonomiaanse artikel van Bouter is daar weer eens een duidelijk bewijs van. Degenen die leren dat de Wet het geloof regelt, zijn misdrachten in de theologie en weten niet wat zij leren, noch wat zij bevestigen, omdat zij de Wet als Wet teniet doen.

De heilige Wet laat zich niet verschalken door rijke jongelingen die op de Wet menen te drijven als regel van hun leven, maar nog nooit door die zelfde Wet gedood zijn en derhalve niet uit Christus leven. In onze dagen wordt Christus als een Toeschouwer gepreekt in het stuk der dankbaarheid, maar het is een leer uit de hel. Christus is ook een volkomen Zaligmaker in het leven der heiligmaking en in Hem alleen roemt de "vleselijke" Paulus NA zijn rechtvaardigmaking (Rom. 7:25) en al degenen die roemen in het vrome vlees, zijn dienstbare zonen.

Degenen die der Wet gestorven zijn en uit Christus leven, doen de Wet niet teniet, zoals de antinomianen dat wel doen, o nee, zij bevestigen de Wet door het geloof, namelijk dat de Wet heilig en goed is. Zij hebben de Wet (het recht Gods) lief, omdat de Wet het (vrome) vlees verdoemd. Gods ware kinderen achten zich in Christus gelukkig dat God een Wet heeft die doodt, want de doden zullen horen, de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben zullen leven (Joh. 5:25). Christus is er alleen voor geestelijk doden (om die levend te spreken) en degenen die zich vermaken met de wandelstok van Mozes, zullen van de berg Sinaļ te pletter vallen, ja, nog voor de berg doodvallen, want met heiligheidskrukken komt niemand de berg Sinaļ op.

Degenen die de geestelijke bediening der Wet kennen, zullen dus nooit de taal slaan die Bouter slaat, maar die zullen volmondig beamen, hetgeen Paulus schrijft in Romeinen 7:14-25.
De heilige Wet Gods wordt door de gelovigen zorgvuldig en met heilige eerbied bewaard, maar niet in hun binnenzak, maar in Christus. Hij draagt de heilige Wet die Hij de sterv'ling zet, in het binnenst van Zijn ingewand.

De Wet blijft altijd staan, ook in het stuk der dankbaarheid, namelijk als kenbron der zonde! En wee degenen die van de Wet een oudwijfse regel maken om de gelovigen aan banden te leggen en op heiligheidskrukken laten lopen door de Wet naast Christus te stellen, zoals Bouter doet, want dat zijn ketters die Christus erbij nemen, maar Hem niet kennen als het einde der Wet, en derhalve niet uit Christus alleen leven.

Het leven uit Christus OVERSTIJGT de Wet, want Christus heeft de Wet niet tot de rand vervuld, maar tot een overlopende maat, ja, dat is de buit van Christus, de gerechtigheid van Christus, die de Kerk in handen valt, schoon niet mee uitgetogen. Niet Christus en Mozes, niet ik en Hij, niet Hij en ik, nee, Gij, Gij, Gij, "Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende." Christus is de Bron des Levens, springende tot in het eeuwige leven en Zijn genade is overvloeiende.

Ja, dat is de vrijheid, met welke Christus de Zijnen vrijgemaakt heeft en de Zijnen in die vrijheid doet wandelen. ALLEEN Gods volk houdt de Wet voor de Wet en God voor God, omdat zij bevonden hebben en bevinden dat de Wet geestelijk is en dus zijn zij niet! Ja, in Christus is Gods volk volmaakt rechtvaardig en volmaakt heilig ( 1 Kor. 1:30). Meer heb ik niet, meer hoef ik niet en ik wil het ook niet meer. Met het Lam ben ik volkomen tevreden. Hij is de enige Vriend die te ALLEN tijd liefheeft en Zijn genade is mij genoeg, ten spijt van al die achterklapse boeven en vroom-slaande engelen des statans.

Gods volk loopt niet meer in het domein van de Wet, maar in het Koninkrijk van Jezus Christus NAAR het Evangelie. "En hij dit weet, dat den rechtvaardigen de Wet niet is gezet, maar den onrechtvaardigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, den hoereerders, dien, die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is; naar het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, dat mij toebetrouwd is. 1 Tim. 1:9-11
Omdat de Wet geestelijk is, is de mens het niet, ook de mens na ontvangen genade niet, tenminste niet in de inleving (Rom. 7:14).

Bouter kent niet hetgeen Paulus leert in Rom. 7:14 en ook niet in Gal. 2:19. Rom. 7:14 en Gal. 2:19 zijn toetsstenen voor het geloof. Volgens Bouter groeit het geloof door regels, maar dat zijn wonderbomen waarvan de rijke jongeling er duizenden in zijn bezit had. Maar toen Christus hem beval om al die wonderbomen bij het grofvuil te zetten, toen ging de man bedroefd heen, want hij was niet der Wet gestorven en hij kende dus ook Christus niet als het einde der Wet.
Die man jankte van droefheid naar de wereld en dat geslacht zal eeuwig wenen, omdat zij niet gewild hebben dat Christus Koning over hen zou zijn.
Dat geslacht houdt het bij stokken, blokken, regels en verkeersborden, maar Gods ware volk zijn bereden ezelsveulens, waarvan Christus de Berijder is, die Zijn ezelsvolk met Zijn stem (niet met teugels) bestuurt en regeert. "En Jezus vond een jongen ezel, en zat daarop, gelijk geschreven is: Vrees niet, gij dochter Sions, zie, uw Koning komt, zittende op het veulen ener ezelin", Joh. 12:14-15.

Gods volk heeft geen regelgevende wandelstokken meer nodig, ook geen aanwijzingen van Mozes, want zij leunen geheel en alleen op Christus in de woestijn van het leven. Alleen Zijn stok en Zijn staf zijn tot vertroosting en versterking voor degenen die in Christus door LIJDEN geheiligd worden. En huichelaars die hun werkheilige vlekken, schijnheiliglijk bedekken, worden door Christus en de Zijnen niet vereerd. Christus zegt: "Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken", Joh. 10:27-28.

Een waar kind van God is der Wet gestorven en derhalve niet meer onder de Wet, maar onder Christus en Zijn genade. De Wet is in Christus tot Zijn recht gekomen en Gods kinderen bevestigen de Wet IN Christus als een vervulde Wet. Gods kinderen doen de Wet, terwijl ze er niets van afweten, omdat de liefde waardoor het geloof werkt, niet rekent, maar doet uitroepen: "Ik ben een groot beest bij God", omdat de Wet geestelijk is en zij vleselijk. Christus zegt tot dezulken: "Ik ben het voor u en Ik ben met u ALLE de dagen tot de voleinding der wereld." Amen, lieve Heere Jezus! U bent het alleen en anders geen en ik ben uw zonde; Gij mijn gerechtigheid en dat tot in alle eeuwigheid!

Laat de dienstbare godsdienst die met Mozes getrouwd is, zich vermaken met aanvullende stokken, kunstappelen en dood-geverfde bomen; Gods volk vermaakt zich in en onder de Appelboom Christus en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. Zo mag ik mij ook in Christus heilig vermaken in het hol van een adder, om de valse leraars uit hun holen te roken, gelijk ik heden doe (Jes. 38:19), tot lof en prijs van Gods nooit genoeg volprezen Naam.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl