GETROUW ARTIKEL PROF. BAARS
GETROUW ARTIKEL VAN PROF. DR. A. BAARS  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Prediking moet ontmaskeren
RefDag: 14-05-2010 15:51 | prof. dr. A. Baars

Het is uitermate bedenkelijk als de hoorders in de verkondiging van het Woord geen vijanden meer tegenkomen. De prediking moet mensen de waarheid zeggen die zij niet willen horen.

In een van zijn boeken beklaagt de bekende Duitse theoloog Manfred Josuttis zich erover dat we tegenwoordig in preken geen vijanden meer tegenkomen. Volgens hem worden in de doorsnee Duitse preken de machten die zich tegen God verzetten nauwelijks meer concreet aangewezen, ontmaskerd en bestreden. Prangende vraag: heeft Josuttis gelijk?

In elk geval is het van belang hoe het in dit opzicht is gesteld met de prediking binnen de gereformeerde gezindte in Nederland. Ik vrees dat op zijn minst een tendens in bovengenoemde richting zich ook in orthodoxe kring in ons land doorzet. Al te vaak horen we geluiden als: Met de verdediging van de waarheid en de bestrijding van de dwaalleer kan je vandaag op de kansel niet meer aankomen. Je jaagt er de mensen mee de kerk uit. De gemeente van nu wil zich graag herkennen in de prediking en ”er iets mee kunnen” in het leven van alledag. Niemand zit te wachten op een lange preek die antwoorden geeft op vragen die niemand meer stelt en die geen antwoorden biedt op vragen waar iedereen mee worstelt. De prediking moet vooral ook positief zijn. Hoorders zijn in deze tijd al zo onrustig. Ze willen in de eredienst vooral rust vinden en een bemoedigend en vertroostend woord horen. Daarbij passen geen ontdekkende en vermanende woorden. Die worden door de postmoderne mens ervaren als te betuttelend of te bedreigend.

Nu staat buiten kijf dat de prediking van het Woord de hoorder van vandaag zal willen bereiken en daarom ook ingaat op de vragen die hem of haar bezighouden. Bovendien blijft het ook nu de –positieve – opdracht van de prediking om zondige mensen te leiden tot de ”enige troost in leven en in sterven”, zoals verwoord in zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus. Maar betekent dit ook dat het ontdekkende en ontmaskerende element in de prediking in de schaduw kan blijven of zelfs mag ontbreken?

Apologie
Die vraag is in het verleden doorgaans ondubbelzinnig met ”neen” beantwoord. Een snelle wandeling door de geschiedenis van kerk en prediking maakt dat duidelijk. Al in het Nieuwe Testament noemt Paulus als een van de kerntaken van de dienaar van het Woord dat hij moet ”weerleggen” en ”bestraffen” (2 Tim. 4:2; zie ook 3:16). Dat wil zeggen dat hij bereid en in staat moet zijn om dwaalleer te weerleggen en zonden te bestraffen.

Kerkvaders uit de tweede eeuw na Christus nemen deze opdracht hoogst serieus. Zij weten zich geroepen de leer van de jonge christengemeenten te verdedigen tegen allerlei aantijgingen uit heidense en ook wel uit Joodse kringen.

Om die reden worden zij apologeten genoemd. Apologie is namelijk het gewone Griekse woord voor verdediging of verdedigingsrede. Het latere woord apologetiek is hiervan afgeleid. Meestal verstaat men hieronder tegenwoordig de wetenschappelijke poging om het christelijk geloof aanvaardbaar te maken tegenover de bedenkingen die ertegen ingebracht worden.

In de Oude Kerk liggen de accenten iets anders. Apologetiek is daar vooral het verweer tegen de valse beschuldigingen tegen het christelijk geloof door het gedachtegoed van de tegenstanders te ontmaskeren als leugen.

Deze laatste lijn vinden we ook terug in de prediking van de late middeleeuwen en van de reformatie. Wie bijvoorbeeld vertrouwd is met de preken van Calvijn, weet dat hij hierin regelmatig de dwaalleer van de Rooms-Katholieke Kerk ontmaskert en weerlegt. Wanneer de tekst spreekt over Filistijnen, Baäldienaars of Farizeeën, trekt hij de lijnen heel snel en vaak heel scherp door naar de dwalingen van ”de pausgezinden”. Voor lezers van vandaag hebben die talrijke apologetische passages wellicht iets vermoeiends.

Op een iets andere manier vinden we dit motief terug in de preken van de Engelse puriteinen en de nadere reformatoren hier in Nederland. Vooral de puriteinen ontwikkelen uit de tekst vaak een bepaalde leerstelling of doctrine. Wanneer die behandeld is, volgen de toepassingen, die nogal eens in verschillende categorieën worden verdeeld. Deze toepassingen worden aangeduid met ”uses”, een woord dat lastig te vertalen is. In oudere vertalingen wordt het heel letterlijk weergegeven met ”gebruiken”, maar het is beter om het te vertalen in de zin van ”praktische toepassingen”.

Een van de categorieën binnen deze praktische toepassingen is de weerlegging. Hierin worden allerlei dwalingen en gevaren ontmaskerd die de kerk bedreigen. Nu komt niet in elke puriteinse preek een toepassing voor die dergelijke weerleggingen bevat. Het motief van de ontmaskering van de vijanden van Gods werk en van Zijn Kerk is echter in deze prediking nadrukkelijk aanwezig.

Wisse
We trekken de lijn nog even door naar de twintigste eeuw. Met name in de jaren 20 en 30 van deze eeuw wordt er veel apologetiek bedreven. Dat gebeurt in allerlei geschriften, kerkbladen en ook vanaf de kansel. Niet voor niets typeert prof. dr. G. C. Berkouwer deze periode met de woorden ”in de sfeer van de apologetiek”. De rede waarmee prof. G. Wisse in 1928 het ambt van hoogleraar aanvaardt aan de toen nog Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn, past helemaal in deze sfeer: ”Het apologetisch element in de bediening des Woords”.

Uitgangspunt in deze rede is dat in de prediking de leer van vrije genade allesbeheersend is, waarin Jezus Christus en Die gekruisigd het onveranderlijke middelpunt is. Het apologetisch element is daaraan weliswaar ondergeschikt, maar heeft in die prediking toch een wettige en noodzakelijk plaats. Voor Wisse is die plaats enerzijds breed en wijds: de prediking dient allerlei „ongeloofstheorieën van den modernen tijd” te ontmaskeren en te weerleggen. De gemeente moet immers gewapend worden tot de strijd in allerlei verbanden in deze wereld. Anderzijds wordt het apologetisch element ook persoonlijk-bevindelijk toegespitst. Het verzet en de twijfels van een onbekeerde én van een gelovige dienen in de prediking een plaats te krijgen en vanuit de Schrift te worden beantwoord.

Ook uit recente tijd zijn verschillende theologen te noemen die het belang van een kritisch-apologetische benadering van de moderne of postmoderne cultuur bepleiten. Ik denk onder andere aan dr. W. Aalders, prof. dr. W. H. Velema en prof. dr. A. van de Beek. Nu laten hun visies onderling wel verschillende accenten zien. Bovendien zijn zij niet rechtstreeks toegesneden op de bediening van het Woord. Toch laat hun benadering zich redelijk gemakkelijk vertolken met het oog op de gewone prediking in de gemeente.

Belang
Ondertussen laat de vraag zich niet onderdrukken: waarom is het zo belangrijk dat de vijanden van het christelijk geloof in de prediking ontmaskerd en bestreden worden? Ik kan alleen maar enkele kernpunten van een antwoord aanstippen. Allereerst is het van belang te wijzen op het feit dat de waarheid die God in Zijn Woord heeft geopenbaard exclusief is. Dat wil zeggen dat de Heere geen andere god naast zich erkent en ook geen getuigenis over zichzelf als waarachtig erkent dan dat wat in de Schriften is vastgelegd. Nu wordt dit getuigenis over God te vuur en te zwaard bestreden door hem die Gods vijand is van den beginne, de duivel. De Heidelbergse Catechismus spreekt in zondag 52 in dit verband zelfs van een drievoudige doodsvijand: de duivel, de wereld en ons eigen vlees.

Het gebeurt nog wel eens dat deze uitdrukking wordt misverstaan. In dat geval leest men alsof het hier zou gaan om dode vijanden, verslagen vijanden. Maar dat staat er niet. Doodsvijanden wil zeggen dat deze vijanden erop uit zijn om het werk en de Kerk van God te dóden. De Schrift laat er immers geen twijfel over bestaan dat de duivel en zijn trawanten het er openlijk of meer undercover om te doen is het koninkrijk van God schade te berokkenen, (vgl. 1 Petr. 5:8v. en 2 Kor. 11:13v.). Het gaat hier dus om een strijd op leven en dood.

Deze strijd wordt in de derde plaats nog verzwaard doordat het vizier van een mens is dichtgeklapt. Vanwege zijn zonde herkent hij de vijanden niet in hun ware aard en gedaante. Daarom is het dringend nodig dat de vijanden in de prediking worden ontmaskerd, zodat een mens tegen hen de strijd kan aanbinden in het besef dat het hier niet gaat om tegenstanders van vlees en bloed, maar om geestelijke boosheden in de lucht, zoals Paulus ze noemt in Efeze 6 vers 12.

Concentrische cirkels
Op welke terreinen bewegen deze vijanden zich? We tekenen drie concentrische cirkels. De buitenste beslaat het brede gebied van de postmoderne, West-Europese cultuur. De prediking zal op dit terrein dienen te ontmaskeren welke bedreigingen ”het grote geld” (Van de Beek) en de materialistische levensinstellingen hier betekenen. Bovendien zal aan de orde komen hoe het religieuze pluralisme een fatale dolkstoot in de rug kan zijn voor elk schriftuurlijk geestelijk leven.

De middelste cirkel raakt de al of niet christelijke religie zelf in al haar varianten en gradaties. Het is bepaald niet populair om in de prediking de flinterdunne religiositeit van de postmoderne vrijzinnigheid te ontmaskeren of de oude controverse tussen Rome en de Reformatie aan de orde te stellen. Toch heeft de trouwe bediening van het Woord de opdracht om eerlijk en helder aan te geven wat hier speelt. Het gaat er immers om dat de kudde in een pastorale prediking gewaarschuwd wordt voor alle mogelijke wolven die erop uit zijn om de kudde van Christus te verslinden.

Ten slotte zal in de binnenste cirkel ook aandacht gegeven worden aan de bedenkingen, de vragen en de twijfels die kunnen leven in de harten van de doorsnee kerkgangers, aldus Wisse. Men kan zeggen dat dit meer een kwestie is van goede geestelijke leiding in de prediking dan van apologetiek. Dat is op zichzelf genomen niet onjuist. Als een dienaar van het Woord deze dingen op de kansel maar benoemt en ontmaskert. Dan zal hij er ook naar zoeken om vanuit de Schrift in deze vragen leiding te geven.

Gemummel
In het licht van dit alles is het uitermate bedenkelijk als de hoorders in de prediking van het Woord geen vijanden meer tegenkomen. Onder de invloed van de geest van deze tijd kan de verkondiging zo wollig worden dat het Woord –het zwaard van de Geest– stomp wordt en niemand meer pijn doet. We kunnen ook met een variant op Luther zeggen dat de prediker „tanden in zijn mond moet hebben, moet bijten en de mensen de waarheid moet zeggen die zij niet willen horen.”

De hemel beware predikant en hoorder ervoor dat de prediking verwordt tot wat gemummel uit een tandeloze mond.


http://www.derokendevlaswiek.nl