S.M. DE BRUIJN LEIDT PUBLIEK OM DE TUIN
HOOFDREDACTEUR VAN HET R.D., S.M. DE BRUIJN, LEIDT PUBLIEK OM DE TUIN  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Zoete thee, zure praatjes
RefDag: 30-04-2010 18:03 | S. M. de Bruijn

Zeeuwen zijn zuinig, NSB’ers waren fout en Marokkanen zijn crimineel. Sommige mensen zijn in staat om met drie pennenstreken iemand neer te zetten. In zwart-wit, zonder grijstinten. Het schept wel duidelijkheid, maar is het ook eerlijk?

SMdB-citaat 1:
Vooroordelen zijn van alle eeuwen. De discipel Nathanaël was volgens Jezus een oprechte Israëliet, maar desondanks vroeg hij zich hardop af of er uit Nazareth iets goeds kon komen.

SMdB-citaat 2:
Ik heb de indruk dat mensen vroeger minder snel de geestelijke meetlat hanteerden. De vroegreformatorische ds. Jean Taffin besteedt er aandacht aan in zijn boekje ”De kenmerken der kinderen Gods” (uitgegeven in 1586).
Nadat hij een reeks van die kenmerken heeft genoemd, waarschuwt hij de lezer dat je zelfs niet zomaar mag denken dat iemand een huichelaar of verworpene is. „Een zodanig vermoeden is in strijd met de liefde, die ons door de apostel Paulus zozeer aangeprezen is. Tot de eigenschappen van de liefde behoort onder andere, dat zij geen kwaad denkt, dat zij alle dingen gelooft en alle dingen hoopt. Wij zullen dan ook de leden der kerk, zolang zij niet de kerk in de steek laten of van hun geveinsdheid openlijk blijk geven (..) voor kinderen Gods moeten houden.”

Klik op de Klik hier link ter inzage gehele RD-artikel

-----------------------------------------

COMMENTAAR
'Vooroordelen' is altijd uit de boze, laat dat duidelijk zijn, maar S.M. de Bruijn doet aan vervalsing van de heilige Schriftuur.
SMdB plaatst de uitspraak van Nathanaël "Kan uit Nazareth iets goeds zijn?" namelijk onder de noemer "vooroordelen".
Wat gelijk opvalt is, dat SMdB lukraak citeert, want hetgeen SMdB Nathanaël laat zeggen, zo heeft Nathanaël het niet gezegd, hij zegt: "Kan uit Nazareth iets goeds zijn?" (Joh. 1:47).
Hetgeen Nathanaël zegt kan volstrekt niet onder de noemer van 'vooroordelen' geplaatst worden, want Nathanaël zei dat niet smalend, maar vertwijfelend. Hij zegt het namelijk niet stellenderwijs, maar vragenderwijs. Vooroordelen is een zonde waarin de dader behagen schept, maar dat is met de uitspraak van Nathanaël beslist niet het geval.

Bovendien geeft Christus een onfeilbaar getuigenis van Nathanaël: "Zie, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is", Joh. 1:48.

SMdB trekt dit gezaghebbende en zaligmakende getuigenis van Christus in twijfel, door Nathanaël in de rij te zetten van degenen die zich publiek schuldig maken aan de zonde van vooroordelen. Als Nathanaël zich aan deze zonde had schuldig gemaakt, had Christus hem wel bestraft, maar Christus noemt Nathanaël een Israëliet, in welken geen bedrog is. WIE zit hier dus op de stoel van de vooroordelende Farizeeër? S.M. de Bruijn!

Vervolgens brengt SMdB ds. Spurgeon in stelling en stelt met een uitspraak van Spurgeon over 'praatzieke vrouwen' Nathanaël op één lijn met roddelende praatzieke vrouwen. SMdBruijn leidt het refopubliek dus Schriftkritisch valselijk om de tuin!

Een tweede maal brengt SMdB Spurgeon in stelling met een Spurgeon- uitspraak: "Beschouw uzelf niet als de bisschop van alle naburige kerken, maar stel u zelf tevreden met het opzicht over Lystre, Derbe of Thessalonica, of welke kerk ook die aan uw zorg is toevertrouwd en laat Filippi en Efeze in handen van hun eigen herders."
Spurgeon heeft deze uitspraak in een bepaalde context gebezigd, maar SMdB misbruikt deze uitspraak van Spurgeon door het bijbelse oordelen onder de noemer te stellen van 'vooroordelen' en daarmee te vereenzelvigen. Dat blijkt uit hetgeen SMdB aan de uitspraak van Spurgeon verbindt, want na deze uitspraak zegt SMdB er in één adem achteraan: "Toch is dat kwaad nog niet uitgeroeid. Niet zelden nemen gemeenteleden, soms ook ambtsdragers, andere kerkelijke gemeenten de maat. „Kan er uit X iets goeds komen?” Het is verdacht als een gemeente veel avondmaalgangers telt, of juist weinig. Gemeente Y is niet meer wat het geweest is, want dominee A spreekt tegenwoordig ook al voor jongerenorganisatie Z."

Hier strijkt SMdB de verregaande secularisatie der kerken en de arminiaanse jongerenorganisatie glad met een valse drogreden, alsof er geen vuiltje aan de (buiten) kerkelijke lucht is. Met deze valse gevolgtrekking omtrent een uitspraak van Spurgeon zet SMdB o.a. ook de grote reformator Luther op 1 lijn met roddelende praatzieke vrouwen. Immers met name Luther heeft zich met het geheel van de toenmalige (roomse) kerk bemoeid en voor heel die kerk zijn 95 stellingen geschreven en daarmee het pauselijke antichristelijke Rome een bijbels noodlottige ruk ter helle gegeven.
Maar zo heeft Spurgeon die uitspraak -zoals SMdB die valselijk aanwendt- niet bedoeld, want Spurgeon had voor Luther grote achting. Spurgeon heeft met genoemde uitspraak ook niet willen zeggen dat Gods volk er een privegeloof op na moet houden en zich met andere gelovigen en kerken niet moet bemoeien, want die SMdB-opvatting strijdt volledig met de geestelijke eenheid van het Lichaam van Christus.

Romeinen 12:4: "Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben."
Romeinen 12:5: "Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden."
1 Korinthe 10:17: "Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn."
1 Korinthe 12:12: "Want gelijk het lichaam één is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook Christus."
1 Korinthe 12:13: "Want ook wij allen zijn door één Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt."
1 Korinthe 12:20: "Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam."

In het kader van de eenheid van het Lichaam van Christus hebben de leden van dat Lichaam op elkaar acht te slaan en elkander op te scherpen en te vermanen, van welke kerk zij ook lid zijn. SMdB wil een wig drijven in het Lichaam van Christus, nogwel onder de noemer van het oordeel der liefde, hetgeen de ware liefde niet is.
Hetgeen SMdB voorstaat, is volledig in strijd met wat de Heilige Geest bij monde van Paulus in 1 Korinthe 12:20-28 leert, nl.: "Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar één lichaam. En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node. Ja veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig. En die ons dunken de minst eerlijke leden des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke leden hebben overvloediger versiering. Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft; opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede."

Tenslotte brengt SMdB het boekje van ds. Jean Taffin in stelling, getitteld: "De kenmerken der kinderen Gods."
SMdB: "Nadat hij (Taffin) een reeks van die kenmerken heeft genoemd, waarschuwt hij de lezer dat je zelfs niet zomaar mag denken dat iemand een huichelaar of verworpene is. "Een zodanig vermoeden is in strijd met de liefde, die ons door de apostel Paulus zozeer aangeprezen is. Tot de eigenschappen van de liefde behoort onder andere, dat zij geen kwaad denkt, dat zij alle dingen gelooft en alle dingen hoopt. Wij zullen dan ook de leden der kerk, zolang zij niet de kerk in de steek laten of van hun geveinsdheid openlijk blijk geven (..) voor kinderen Gods moeten houden."

Vanzelf heeft niemand het recht om iemand "zomaar" een huichelaar, laat staan een verworpene te noemen. Dat wel te doen is inderdaad een zondig vooroordeel. Het oordeel van de verworpenen ligt trouwens niet in de handen der mensen, maar in Gods handen.
SMdB brengt genoemde uitspraak van Taffin echter in stelling als een decreet, namelijk om het bijbels oordelen te vereenzelvigen met het vooroordelend "hanteren van de meetlat".
Volgens SMdB beroept Taffin en de DL zich op Paulus die in de opschriften van de brieven aan Rome, Korinthe en Efeze allen zonder onderscheid aanspreekt als beminden Gods en geroepen heiligen.
Die suggestie is echter een grote misvatting, want Paulus sluit in genoemde opschriften de huichelaars niet in, maar richt zich in genoemde opschriften uitsluitend tot de levende leden der Kerk, waaruit de eerste christengemeenten voornamelijk bestonden.

Hetgeen SMdB van ds. Taffin citeert, is bovendien eenzijdig en niet bijbels. Omdat SMdB zich bedient van dodemanshersenen en die in stelling brengt, zullen we daartegenover Justus Vermeer in stelling brengen en dan kijken wie er in overeenstemming met het Goddelijke Woord spreekt. Vermeer of Taffin. Niet om deze twee oudvaders tegen elkaar uit te spelen, maar vanwege het misbruik van SMdB.

Hieronder kunt u van de hand van Justus Vermeer een antwoord vernemen op de vraag of we elk voorbeeldig zedig kerkmens uit de aard der liefde als een kind van God moeten beschouwen. Op grond van Gods Woord verwerpt Justus Vermeer deze vleselijke veronderstelling als een zonde tegen het negende gebod(!), in tegensteling met wat Taffin beweert. Ook handelt Justus Vermeer hier over het rechtvaardig oordelen op grond van de Schrift, een zaak die velen in onze dagen onder de dekmantel van 'de liefde' in discrediet brengen en veroordelen.

Justus Vermeer uit zijn Catechismusverklaring, vraag 112, over het 9e gebod:

Citaat 1:
"Het is geen lichtelijk en onverhoord oordelen of verdoemen, wanneer iemand, die men niet kent en die geen blijken geeft van de gemeenschap aan Christus, houdt voor een mens zonder God. Vrienden, de gehele wereld is van nature zo. Daarom is hier de vraag: Wanneer ik iemand niet ken en wanneer zulk een geen bewijs van zijn vereniging met Christus geeft, welk oordeel over hem is dan het meest bijbels? Dat die mens met de gehele wereld tot de grote hoop behoort? Of dat hij behoort tot het kleine kuddeke (Lukas 12:32), waaraan de Vader naar Zijn welbehagen het Koninkrijk geeft? Ik denk dat hij tegen de Bijbel in handelt, die zegt: "Ik moet zo lang het goede van de staat mijns naasten denken, tot het tegendeel mij openbaar komt." Hij oordeelt veiliger en meer naar de Bijbel, die, vervuld met innig medelijden en liefde tot het behoud van zijn naaste, zó lang het ongeluk van zijn naaste vreest, tot het werk Gods in hem openbaar komt. Hierin openbaart zich de liefde tot de ziel van de naaste, want zonder enige grond maar het beste te denken en te spreken, is niet anders dan een vermoorden van de ziel. Paulus zegt ons (Rom. 3:19 en Ef. 2:3), dat wij allen van nature kinderen des toorns zijn, en dat de ganse wereld voor God verdoemelijk ligt." (Pag. 529-530 - deel 2).

Citaat 2:
"Het is ook deze zonde [tegen het negende gebod] wanneer men mensen, die burgerlijk beschaafd en eerlijk in handel en wandel zijn, ja uitwendig godsdienstig, voor oprecht voor God en voor verenigd met Christus houdt. En dit alleen omdat zij veel bevattingen hebben van de woorden der waarheid, ja zelfs enig werk van conscientieovertuiging, of uit vrees voor straf. O, dit is lichtvaardig oordelen, ja het is een helpen verdoemen!" (Pag. 531 - deel 2).

Citaat 3:
Het is geen achterklap of laster wanneer men tegen iemands dwaalleringen opkomt. Wanneer men deze misvattingen noemt en de pen daartegen opneemt. En ook niet wanneer men de zonden van klein en groot met vrijmoedigheid bestraft. Dit deden de profeten, en God heeft het aan Zijn knechten bevolen. (Pag. 527 - deel 2). (Tot zover J. Vermeer).

Als laatste brengt SMdB Calvijn in stelling om de bestraffende man in de poort de tanden uit te slaan, maar in deze ronde raast Calvijn omtrent Nathanaël als hij schrijft, zoals SMdB hem citeert: "Vooroordelen zijn ook gevaarlijk. Bijkans had deze heilige man zichzelf den toegang tot Christus afgesloten."

Deze uitspraak van Calvijn over Nathanaël is absurd, want Nathanaël geloofde al in de beloofde Christus der Schriften, voordat hij Christus lijfelijk leerde kennen. Calvijn neigt hier dus onbewust naar de dwaling van afval der heiligen. SMdB gaat nog een stapje verder dan Calvijn, want volgens SMdB heeft Christus zich in Nathanaël deerlijk vergist, hetgeen in feite pure godslastering is. Bovendien beoordeelde Christus Nathanaël op zijn staat in Christus, want hetgeen Christus over Nathanaël zegt, is op onbekeerden NOOIT en te NIMMER van toepassing. Amen.

Zo, dat was het dan weer en hiermee hebben we duidelijk bewezen dat het opschrift boven dit persbericht de gezouten waarheid is, namelijk: "S.M. de Bruijn leidt publiek om de tuin."

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl