VOLTAIRE IN HHK-JASJE, ALIAS G.A. V.D. BRINK
RE-INCARNATIE VAN VOLTAIRE IN EEN HHK-JASJE - ALIAS G.A. VAN DEN BRINK  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Het christelijk geloof: een redelijke godsdienst
11-12-2009 17:01 | G.A. van den Brink

Kun je voor het christelijk geloof wel bewijzen aanvoeren? Geloven is toch iets heel anders dan redeneren?
1. De vraag naar de verhouding van geloof en rede is ongeveer zo oud als de christelijke kerk zelf. In de beantwoording ervan zie je een zeker patroon. Als de positie van de kerk sterk is, worden geloof en rede meestal dicht op elkaar betrokken. Dan leeft het vertrouwen dat iedereen die goed nadenkt, tot de slotsom zou moeten komen dat het christelijk geloof waar is. We zien dit bijvoorbeeld bij de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino (13e eeuw). Thomas formuleerde vijf manieren waarop je het bestaan van God vanuit de rede zou kunnen bewijzen. Geloof en rede komen bij hetzelfde uit, namelijk bij het christelijk geloof. Ze vallen uiteindelijk samen. Als de kerk het moeilijk heeft, ontstaat juist de neiging rede en geloof als totaal verschillende zaken te zien. Wie gelooft, redeneert niet. Het geloof is immuun voor de kritiek van de rede. Geloven is een niet-redelijke sprong in het onbekende duister.

Klik op de Klik hier link ter inzage volledige RD-artikel

Commentaar
GPPB.: Hij is er weer, hoewel in een degelijk HHK-jasje! Mag ik u voorstellen: Voltaire, de man die de motor was achter "De Verlichting" (Aufklärung) die uiteindelijk tot de Franse revolutie leidde. De Verlichting is de proclamatie van de mondigheid van de autonome moderne mens, die tot een groot vertrouwen op zijn verstandelijke en redelijke vermogens gekomen is. Voltaire: "Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten en ik zit in het binnenste van mijn ziel op de troon."
Voltaire blijkt via vele re-incarnaties weer tot leven te komen, zelfs in de gelederen van de HHK, in de persoon van dhr. G.A. van den Brink. Kandidaat Van den Brink's theologische doopceel hebben we al eerder doorgelicht omtrent zijn artikel over Herman Witsius, waarin hij Witsius verafgoodde als een voortreffelijke theoloog, die theologisch ver boven Luther en Calvijn verheven zou zijn, maar in feite de Thomas van Aquino was van de Nadere Reformatie, een foederaal-theoloog, die van de leer van de Reformatie ernstig is afgeweken. We laten Witsius nu voor wat hij geweest is, en zullen dhr. Van den Brink opnieuw aan de tand voelen nu hij in een re-incarnatie-gedaante van Voltaire verschijnt en de rede tegen het fideï van het geloof uitspeelt, of in ieder geval de rede wil laten mee participeren met het geloof.

Van den Brink: "Als de kerk het moeilijk heeft, ontstaat juist de neiging rede en geloof als totaal verschillende zaken te zien. Wie gelooft, redeneert niet. Het geloof is immuun voor de kritiek van de rede. Geloven is een niet-redelijke sprong in het onbekende duister."

GPPB.: Inderdaad, het geloof redeneert niet, want het geloof gelooft. Redeneren staat haaks op geloven. De rede heeft geen vat op het geloof en het geloof is inderdaad immuun voor de kritiek van de rede, maar het geloof is beslist NIET een onredelijke sprong in het onbekende duister, hetgeen Van den Brink valselijk suggereert. Het ware geloof heeft namelijk een zuivere Bron: Gods heilig en onfeilbaar Woord. Bovendien staat er geschreven: "Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods", Rom. 8:14. De gelovige heeft ook een onfeilbare Gids, de Heilige Geest. De rede (ratio) doet hierin volstrekt niet mee. Het verstand is een slap gevalletje. De mens is ondanks de zondeval nog wel een redelijk schepsel, maar de natuurlijke redelijkheid van de mens is ontoereikend om te kunnen participeren met het geloof. De redelijke mens is dood in zonden en misdaden. Verstandskennis zit t.a.v. geestelijke kennis een voet te hoog en verstandskennis zakt nooit een voet lager tot in het hart; verstandskennis is ballast wat we kwijt moeten. Hartekennis komt niet door de poort van de ratio binnen, maar wordt rechtstreeks in het hart geplant door de Heilige Geest. Gods Woord leert duidelijk in Spreuken 3:5: "Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet."
Van den Brink maakt het fideï van het geloof bespottelijk, door de filosofie met het geloof te vermengen, hetgeen juist elkaars tegenpolen zijn.
Het fideïsme heeft uitsluitend bijbelse wortels, die we vooral aantreffen in de brieven van Paulus en ook bij de kerkvader Tertullianus. Paulus spreekt in de Korinthebrief over de gekruisigde Christus als een ergernis voor de Joden en als een dwaasheid voor de Grieken. Immers, wat voor de wereld dwaas is, heeft God verkozen om de wijzen te beschamen.
Tertullianus voelde zich met hart en ziel gebonden aan het credo: "Ik geloof het omdat het absurd is", en daarmee verwierp hij met kracht de hele filosofie, net zoals Luther gedaan heeft. Het geloof is niet logisch, maar onlogisch, en daarom voor vlees en bloed niet te verteren, noch met het verstand te omvatten.
Tertullianus moet niets hebben van een christendom dat als een wijsgerige rede wordt geproclameerd. Hij schrijft daarover in "De Praescriptione Haereticorum" het volgende: "Wat hebben dan nu Athene en Jeruzalem met elkaar te maken? Wat de academie met de gemeente? Wat de ketters met de Christen? Onze instelling is uit de galerij van Salomo. Deze had zelf overgeleverd dat de Heere in eenvoud des harten moet worden gezocht. Na Christus Jezus hebben wij geen nieuwsgierigheid van node, en na het Evangelie geen onderzoek. Wanneer wij geloven verlangen wij niets boven het geloven."
Met deze karateslag van Tertullianus heb ik Van den Brink zo goed als knock out geslagen, maar voor de zekerheid lopen we het ratiolijstje van Van den Brink even door, om zijn hersteld hervormde verlichtingsdenken aan de kaak te stellen.

Van den Brink: "In de gereformeerde gezindte is er, als ik me niet vergis, een zekere sympathie voor het fideïsme. "Redeneren is de rede eren!" zo heeft menig dominee zijn gemeente gewaarschuwd. Orthodoxe christenen presenteren geloven in God vaak als een aanname, een geloofsvooronderstelling. Het is een persoonlijke overtuiging van waaruit je denkt en leeft. In één woord: het is een geloof."

GPPB.: Zoals Van den Brink het fideïsme tekent, is een typerend kenmerk voor rationalisten. Al Gods kinderen zijn fideïsten wat het geloofsleven betreft. Immers, de rede is niet in staat bij te dragen aan het bewijzen van de bovennatuurlijke waarheid van het geloof. Wie dit ontkent is vreemdeling aan de bovennatuurlijke kennis van het geloof. Immers, "het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet", Hebr. 11: 1. Hier moet de rede geheel afhaken, omdat het verstand nalaat de ware grond van het weldoen op te merken en ook nalaat om de dingen die des Geestes Gods zijn te verstaan. God kan niet begrepen worden. Job zegt: "Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren", Job 36:26.
-Het ware geloof is geen geloofsvooronderstelling, noch een persoonlijke overtuiging, zoals Van den Brink suggereert; immers de hel ligt vol met mensen met vooronderstellingen die er een persoonlijke overtuiging opna hielden. Het geloof is een gave Gods, die niet via het verstand naar het hart loopt, maar rechtstreeks in het hart geplant wordt door de Heilige Geest. Het geloof werkt instrumentaal, hoewel niet statisch, maar dynamisch, nl. door de liefde. Het geloof is een levende ontvanger van hetgeen God in Christus werkt en spreekt door Woord en Geest.
-Rationalistische tegenwerpingen tegen het christelijk geloof hoeven niet terzijde gelegd te worden, zoals Van den Brink suggereert, echter ook niet rationeel worden bestreden en weerlegd. Gods Woord elimineert zelf alle rationalistische tegenwerpingen tegen het christelijk geloof; dat hoeft de gelovige zelf niet te doen. In dit kader zegt Christus tot Zijn kinderen: "Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult; want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten", Luk. 21:14-15.

Van den Brink: "Naar welk geloof moet je een sprong maken? Waarom het christelijk geloof, en niet de islam, het hindoeïsme of eventueel het atheïsme? Hoogstens kun je praktische voordelen van een christelijke levensbeschouwing aanvoeren, maar het is niet meer mogelijk de wáárheid van het christelijk geloof als doorslaggevend te beschouwen."

GPPB.: Hier komt Van den Brink openbaar als een rasechte rationalist en als een bloedeigen achterneef van Voltaire. Immers, de gelovigen maken geen spong, want de Heilige Geest Zelf leidt Gods kinderen in alle waarheid (Joh. 16:13). Het fideï van het geloof staat niet op zichzelf, maar wordt bewogen en geleid door de Heilige Geest. En daarvan kan elk gelovige verslag geven, zoals Paulus schrijft in Romeinen 8:16: "Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn."
Vraag: Hoe weet ik dat Gods Woord DE Waarheid is? Daarvan geeft de Heilige Geest getuigenis in de harten van Gods volk. "En de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is", 1 Joh. 5:6. Gods Woord leert dat ook duidelijk in 1 Johannes 5:10: "Die in den Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelven; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon."

Van den Brink: "Het fideïsme heeft grote gevolgen voor hoe je evangelisatie en apologetiek bedrijft. Als geloven een niet-redelijke sprong is, wordt je boodschap wel erg vrijblijvend. Je kunt je gesprekspartner wellicht uitnodigen of aanraden christen te worden, maar ook weinig meer dan dat. Vroeg of laat zal deze berustende instelling zelfs de prediking infecteren."

GPPB.: Eerst werpt Van den Brink de schizofrene gedachte op dat het geloof voor een fideïst "een niet-redelijke sprong in het duister is", hetgeen een verzinsel van Voltaire himself is. De duivel zou nog sidderen bij deze gedachte, want de duivel gelooft ook, maar hij siddert. Vervolgens past Van den Brink zijn eigengebreide "sprong in het duister" toe op evangelisatie en apologetiek. Bij evangelisatie en apologetiek is echter niet het geloof de bron van verkondiging, maar het Woord van God. Van genoemde verkondiging is niet de rede de drijfveer, maar de Heilige Geest.

Van den Brink: "Ten derde: het fideïsme geeft spanningen in de gelovige zelf. De menselijke natuur vormt een eenheid, waarbinnen geloof en rede onmogelijk te scheiden zijn. Wie de rationele kant van zijn of haar mens-zijn van het geloof uitsluit, kan God niet liefhebben met hart en ziel, en met zijn verstand (Matth. 22:37). Paulus wil met zijn verstand bidden en zingen (1 Kor. 14:15). Johannes belijdt dat de Zoon van God ons het verstand gegeven heeft zodat wij de Waarachtige kennen (1 Joh. 5:20). Blijkbaar is het verstand nodig om te kunnen geloven. De puritein John Owen zei: „Als God ons het geloof schenkt, maakt Hij ons niet minder dan een gewoon mens – een redeloos dier. Hij maakt ons meer dan gewoon mens – we worden christen."

GPPB.: Rationalisten leren de grofste ketterijen. Zo ook Van den Brink. Een verstandelijk gehandicapte kan volgens Van den Brink geen gelovige zijn, want hij/zij heeft geen verstand. Iemand die zijn leven lang in coma ligt, kan volgens Van den Brink ook geen gelovige zijn, want die kan zijn verstand niet gebruiken. Dat houdt dus in dat het ongeboren leven, pasgeboren babies en kleine kinderen ook door Van den Brink uitgesloten zijn van het ware geloof. Van den Brink sluit derhalve ook ondergetekende uit, want ik heb geen mensenverstand (Spr. 30:1-5).
Gods volk is haar bedorven oude-mens-verstand verloren in de dood van Christus en in Christus hebben zij verstand van God en Goddelijke zaken, voorzover de Heilige Geest het verstand verlicht. Verstand met Goddelijk licht bestraald staat haaks op de rede van de bedorven mens. Zonder de verlichting van de Heilige Geest is ook het verstand VAN EEN GELOVIGE een sta-in-de-weg voor het geloof. Het verstand gelooft niet. "Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid", Rom. 10:10.
De eenheid die Van den Brink opsomt, namelijk: "De menselijke natuur vormt een eenheid, waarbinnen geloof en rede onmogelijk te scheiden zijn", is zo lek als een zeef en volledig in strijdt met de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen. Mensen zoals Van den Brink, die zich hebben laten verkrachten door de filosofie, achten het fideï van het geloof niet genoeg. Daar moet nog wat bij, namelijk de rede. Christus is niet genoeg, daar moet nog wat verstand bij gevoegd worden, want volgens Van den Brink kan God niet geliefd worden door het geloof alleen.
-Met de samenvatting van de Wet in Matth. 22;37 houdt Christus de wetgeleerde een spiegel voor dat hij juist in strijd met de Wet zijn religie bedrijft, omdat zijn verstand er tussen zit. Die wetgeleerde had ook Van den Brink kunnen zijn, want ook hij houdt vast aan zijn bedorven ratio om met het geloof te participeren. Ga maar eens voor de spiegel van de Wet staan, heer Van den Brink, dan is het te hopen dat u zich geestelijk dood schrikt vanwege uw bedorven adamsverstand, dat van voren niet weet dat het van achteren ook dood is.
-Als Paulus spreekt over het bidden en zingen met het verstand, bedoelt hij niet de rede, maar dat er taalkundig met verstaanbare woorden gebeden en gezongen wordt.
-In 1 Joh. 5:20 wordt met verstand (Gr. di'anoia) niet de natuurlijke ratio bedoeld, maar het geheiligde verstand door Goddelijk licht bestraald. Immers, Paulus leert in 1 Korinthe 2:14: "Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden."
Gods volk heeft een geheiligd verstand, maar beschikken daar niet vrij over, zoals Van den Brink suggereert. Immers, zonder Christus kunnen we niets doen. Een waar gelovige is ook wat betreft de beoefening des geloofs geheel afhankelijk van de invloeden van de Heilige Geest. In zichzelf is de gelovige totaal vleselijk, verkocht onder de zonde. dat geldt dus ook voor zijn verstand. Gods volk heeft in Christus een volmaakt Verstand (1 Kor. 1:30). In 1 Johannes 5:20 grijpt Johannes niet terug op het vleselijke verstand, maar verwijst op de geheiligde kennis die Gods volk in Christus heeft. De Wijsheid Gods is Christus en zo is Christus mijn Verstand. Meer verstand heb ik niet en heb ik ook niet nodig. Van den Brink citeert Owen: "Als God ons het geloof schenkt, maakt Hij ons niet minder dan een gewoon mens – een redeloos dier. Hij maakt ons meer dan gewoon mens – we worden christen."
Dat zal waar zijn, maar een christen heeft echter alleen een hogere (geestelijke) status in Christus, niet in zichzelf. In Christus is een christen wat hij voor God zijn moet, maar een christen heeft beslist geen vergoddelijkt vlees door ingestorte kwaliteiten, zoals Rome leert, maar is en blijft vleselijk, verkocht onder de zonde (Rom. 7:14), hoewel zeker niet in antinomiaanse zin.

Van den Brink: "Maar als de rede erkent dat sommige zaken slechts vanuit Gods openbaring kenbaar zijn, gaat het goed."

GPPB.: Sommige zaken? Welke? ALLE geloofszaken zijn in Gods Woord geopenbaard! Met de rede is het al voorgoed verkeerd gegaan in het paradijs. Van den Brink loopt achter de feiten aan.

Van den Brink: Onder deze voorwaarde levert de rede een dubbele bijdrage. Hij zoekt allereerst naar manieren om de inhoud van de openbaring zo helder en begrijpelijk mogelijk weer te geven. Schijnbare tegenstrijdigheden in Gods openbaring worden uitgelegd en verklaard. Dit is de taak van de rede bínnen het christelijk geloof.

GPPB.: Wartaal! Schijnbare tegenstrijdigheden in Gods Woord worden niet door de rede uitgelegd en verklaard, maar door de Schrift zelf! "Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn; dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende", 1 Kor. 2:12-13.

Van den Brink: "Hoe weet je dat prostitutie moreel verwerpelijk is? Alleen vanuit Gods openbaring. Toch strijdt deze overtuiging op geen enkele manier met de rede."

GPPB.: Hetgeen Van den Brink hierboven zegt is in strijd met hetgeen Paulus zegt in 1 Thessalonica 4:4-5: "Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer; niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen." Bijv. polygamie wordt onder de blinde heidenen niet eens als zonde gezien, omdat zij God niet kennen, maar het is wel degelijk hoererij.

Van den Brink: "Er is maar één waarheid en maar één werkelijkheid. En een christen heeft door het geloof in Gods openbaring een rijkere toegang tot de waarheid en de werkelijkheid dan iemand die niet gelooft. Op deze wijze is het christelijk geloof redelijker dan welke andere wereldbeschouwing dan ook. En het is de taak van de kerk in prediking, evangelisatie en apologetiek anderen te wijzen op de waarheid van onze "redelijke godsdienst" (Rom. 12:1)."

GPPB.: Het christelijke geloof is helemaal niet redelijker dan valse godsdiensten, zoals Van den Brink suggereert, want dan zouden valse godsdiensten en andere wereldbeschouwingen ook nog redelijk kunnen zijn. Immers, 'redelijker' is de overtreffende trap van 'redelijk'.
Met deze laatste ontmaskering krijgt de hersteld hervormde Voltaire, alias G.A. van den Brink, een finale karateslag, en met liefde! Bovendien, de redelijke godsdienst (Rom. 12:1) is geen dogma, die door de rede kan worden uitgedragen, noch een begripsmatige formule waarvan de redelijkheid wordt aangetoond door de rede. De redelijke godsdienst omvat het gehele genadeleven in Christus. Dat leven laat zich niet beredeneren door de rede, anders is genade geen genade meer. Het genadeleven bepreken, verklaren en uitleggen is geen zaak van de rede, maar een zaak des geloofs en des Geestes. "Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen", Joh. 16:13-15.

"Te dier ure verheugde Zich Jezus in den Geest, en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U", Luk. 10:21.


http://www.derokendevlaswiek.nl